In de verte verklaarde de kerkklok dat het middernacht was. Door het dakraam verlichtte de volle maan de ruwhouten zoldervloer waarin diep weggeslagen spijkers een patroon van putjes vormden. Bij iedere stootbeweging schuurde Cyriel met zijn wang over de oneffen grond. De vloer trilde op de pompende bas van de carnavalskraker een verdieping lager, die het beschonken uitgaanspubliek uitzinnig meebrulde. ‘Broek omlaag, rok omhoog, nee, we houden het niet droog, rok omhoog, broek omlaag, ja, dat wordt gedonderjaag.’ Cyriels pathetische gejammer ging verloren in de herrie evenals Godfrieds hijgen en steunen in een ritme dat gelijke tred leek te houden met de muziek en het gegil van beneden, met een ongekend opzwepend effect. Hoewel het voor het genot niet uitmaakte dat hij dieper ging, duwde hij zijn onderbuik nog wat steviger tegen Cyriels achterwerk, zijn vingers om diens middel geklemd. Met stijf dichtgeknepen ogen was hij zich vaaglijk bewust van zijn bungelende testikels en hoe zijn penis in Cyriel naar zijn hoogtepunt werd gekookt.
De ruige vloerplanken drukten pijnlijk in Cyriels steunende handpalmen en knieën. Sowieso viel er heel wat pijn te verbijten. Had dit nog iets met liefde te maken of was dit gewoon pure lust, het lijden van de een tegen het genot van de ander? De werkelijkheid bleek zoveel platter dan de talloze fantasieën die je erover kon hebben. Op internet had hij zijn voorland verkend in talloze filmpjes waarin werd gedaan alsof het ging om het verorberen van een banaantje. Hij had zich er telkens opnieuw bij afgetrokken, tot het sperma opraakte en zijn pik schraal aanvoelde. In zijn verbeelding was dat het ultieme: kop omlaag en kont omhoog, de ontvangende partij zijn op je kwetsbaarst, op je dienstbaarst. Op de knietjes, zoals het een goed katholiek betaamt.
Ondanks de vrieskou die het dakraam niet buiten kon houden voelde Cyriel zich verhit. De hitsigheid veroorzaakte een opgestookte hitte die het bloed door zijn aderen joeg en zijn compleet naakte lijf van een glimmende film transpiratie voorzag. Dat hij een pruik droeg wakkerde het vuur verder aan, evenals de royaal opgebrachte foundation op zijn gezicht. De vloer moest het er grotendeels afgeschuurd hebben, het ruwe hout kon zelfs krassen op zijn wangen veroorzaken, alsof hij te grazen was genomen door een agressieve kat. Godfried was geen blazende kat met een hoge rug die zijn klauwen uitsloeg, Godfried was het kwaad, het beest, de satan. Hij was Beëlzebub zelf, vorst der demomen, die zijn gezwollen, vurige lid
ver voorbij zijn kringspier had gewurmd.
Terwijl het carnavalsvolk beneden tekeer ging op de klanken van ‘Maak het feest een stukkie leiper, steek je potlood in de slijper’ kondigde Godfried zijn naderende hoogtepunt aan met geluiden die in het oerwoud niet zouden misstaan. Met een laatste diepe penetratie die Cyriel deed janken als een valse Chihuahua loosde Godfried golven sperma in het eindstuk van Cyriels spijsverteringskanaal. Voor beiden was het een sensatie, zij het voor ieder van een andere orde. Overeenkomst was in elk geval het extatische hijgen dat na verloop van minuten pas tot bedaren kwam. Daar lagen ze, naakt, bezweet, Godfied bovenop Cyriel, zijn kloppende geslacht nog in rectale geborgenheid, de pruik van Cyriel gedraaid op zijn kalende kop. Verderop zag hij zijn verfomfaaide jurk liggen die kapitalen had gekost. Dit was carnaval 2023.
Het was de tijd van omkering, goed was fout, fout was goed. Voor wie zich niet aan dat jaarlijkse ritueel durfde over te geven was er altijd nog de alcohol, zodat je kon vergeten dat je over de schreef ging. Bovendien kon je je hullen in kleding die je onherkenbaar maakte, een mombakkes waarachter je ware ik zich kon verschuilen. Zo zou niemand jou betrappen op ongerechtigheden. Trouwens, iedereen deed eraan mee. Van de burgemeester tot de schoolmeester, van de winkeljuffrouw tot de pastoor.
Cyriel was de pastoor, maar wie hem in zijn jurk en pruik wilde herkennen moest van goede huize komen. Hij had er aandacht aan besteed, zelfs aan de lipstick en de dikke laag mascara, en de royaal opgespoten Pure Vanilla, de zoetgeurende eau de toilette die hij zogenaamd voor zijn zuster had gekocht bij de plaatselijke parfumerie. Zelfs aan de details had hij gedacht. De damesonderbroek van glanzende stof en de beugel-beha, geschikt voor twee paar opgerolde sokken, kwamen tot hem via DHL.
Het was een sensatie geweest toen hij alles voor zijn manshoge spiegel had aangetrokken. Daar stond hij, naakt met de handen in zijn zij. Hij ging zijn mannenlijf verloochenen met vrouwenkleding. Er waren bijbelteksten waarin dat expliciet werd verboden, maar voor carnaval wilde Cyriel een uitzondering maken. Hij rook aan de nagelnieuwe slip, aan het kruis vooral en zag hoe zijn celibataire piemel vervolgens groeide en omhoogkwam. Het was enerzijds geen gezicht hoe zijn erectie daarna opbolde in de onderbroek, anderzijds maakte het hem buitengewoon opgewonden. De beha met de sokken versterkte het effect en toen hij eenmaal in de gele jurk en met de blonde pruik op zijn hoofd zijn spiegelbeeld bewonderde, kon hij zich niet meer bedwingen om zich in forse rukken af te trekken. Zijn zaad spatte op de spiegel en gleed omlaag. Het was lachwekkend hoe hij daar stond, een wijf met een pik. Hij schaterlachte en likte het lauwe sperma van het spiegelglas.
Café ‘De zwevende hemel’, niet ver van de pastorie, stond al stampvol toen Cyriel binnenkwam. Met moeite bereikte hij de bar en bestelde een pint. Hoewel hij diverse parochianen ontdekte, was er niemand die hem herkende. Des te beter. Leunend op de toog genoot hij van het bier. In zijn damesslip stond zijn geslachtsdeel opnieuw fier omhoog. Het feit dat hij hier anoniem vrouw stond te zijn vond hij uitermate geil. Bij nadere beschouwing hadden mensen heus wel kunnen zien dat hij travestie bedreef, maar het was carnaval, het boeide noch Cyriel, noch de anderen.
‘Goedenavond.’
Naast Cyriel was een man verschenen. Ook iemand die flink werk had gemaakt van zijn uitdossing: een knalrood latex duivelspak, inclusief horentjes en een staart met een punt.
‘Godallemachtig,’ bracht Cyriel spontaan uit, ‘daar zul je hem hebben.’ Hij moest eens weten dat ik de pastoor ben, dacht hij. ‘Jij komt zeker zieltjes winnen?’
‘Wat dacht je van de vrouwtjes versieren. Ik dacht bij jou aan het goede adres te zijn, maar die baard in je keel doet anders vermoeden. Ballen in de broek?’
‘Broekje. Ik ben in vol ornaat. Cyriel Gender, pastoor,’ stelde hij zich voor. ‘Cyriela, bedoel ik.’ Of die toevoeging van pastoor zo slim was, betwijfelde hij direct. Een paar glazen bier maakten hem een flapuit.
‘Godfried Donders, levensgenieter.’ De duivel hief zijn glas. ‘Proost, Cyriel. Ben je gay?’
Cyriel verslikte zich in zijn slok en deed een verwoede poging tot schudden.
‘Als je zo moet pissen, dan ga ik met je mee.’ Godfried knipoogde. ‘Pintje nog?’
Op het moment dat carnavalsprins Hendrik Jolijt II met zijn gevolg en dweilorkest de kroeg binnenstapte en het alaaf niet meer van de lucht was, zette Cyriel veelbetekenend zijn volgende geleegde glas op de bar. ‘Pissen,’ mimede hij naar Godfried, naar onderen wijzend. Het was een even dwaas als opwindend idee dat hij op de voet gevolgd werd door Godfried, letterlijk de duivel op zijn hielen. Maar Cyriel kende een heilig vertrouwen op Onze Lieve Heer. Wat er op het toilet ook plaats zou vinden, hij voelde zich in de palm van de hand van het Opperwezen.
Zo druk als het in de kroeg was, zo stil was het op het herentoilet. Even had Cyriel getwijfeld of hij misschien aan de dameskant moest zijn. Voor hem misschien logisch, voor Godfried natuurlijk niet.
Toen hij het krappe wc’tje indook, volgde Godfried nog steeds. Zijn knalrode satansgloed zette het hokje in vuur en vlam. Waar Cyriel nog wat aarzelde om zijn geslachtsdeel onder zijn jurk vandaan te trekken, opende Godfried, alsof het de gewoonste zaak van wereld was, de lange de rits van zijn pak om er zijn imposante bleekroze piemel uit te trekken. Met zijn gele straal leek het alsof hij puur bier piste. Zijn klaterende urine stimuleerde Cyriel om ook zijn blaas te ledigen. Het was absurd daar zo met zijn tweeën te staan als de volwassen en dubbele variant van Manneke Pis. Het had iets frivools en jongensachtig, de duivel en de pastoor met de pik in de hand, de vrijwillige brandweer die een brandje bluste dat er niet was.
Nog voordat Cyriel helemaal uitgeplast was, pakte Godfried Cyriels lul vast met zijn warme hand. Hij boog naar voren, likte Cyriels oor en stak zijn tong in diens gehoorgang. Cyriel huiverde van genot, voelde hoe hij keihard werd in de hand van de duivel en reikte zijn hand naar de inmiddels erecte penis van zijn wc-maat. Terwijl ze tongden en hun bierspeeksel zich mengde, trokken ze elkaar af, driftig, heftig, gretig, alsof het een wedstrijdje klaarkomen betrof. Cyriel deed, hij dacht niet, hij voelde en wilde gevoeld worden, hij pompte en werd gepompt, hij was nieuwsgierig naar zijn eigen zaad en naar dat van Godfried. De vertegenwoordiger van de onderwereld draaide met zijn ogen. Zijn latex pak hing op zijn enkels. Zijn krachtige linkerhand pakte Cyriel bij de nek en duwde het hoofd van de pastoor omlaag. Op het moment dat Cyriel voor het eerst van zijn leven een man in zijn mond had, kwam Godfried tot zijn overvloedige ejaculatie. Het smaakt net zo als dat van mij, dacht Cyriel. Op vrijwel hetzelfde moment kwam hij zelf tot zijn climax. Zijn sperma spoot netjes in de wc-pot die nog vol stond met vers gepieste urine.
In het café was de polonaise losgebarsten. De speakers braakten carnavalskrakers uit als ‘Er staat een paard in de gang’, ‘Mien, waar is mijn feestneus’ en ‘’s Nachts na tweeën’, maar ook recentere hits als ‘Steek je vinger in het gat’, ‘Lekker op de trekker’ en ‘Benen wijd, stoute meid’. De pastoor en de duivel lieten zich gebroederlijk opnemen in de feestrij, de handen op de schouders van vreemden die uitgedost als gekken en met flinke slokken op als broeders en zusters leken. Zeker voor Cyriel geen onbekend gevoel. Het rook naar bier en transpiratie, kortom naar menselijk feestgedruis, kortom naar carnaval. In het korte moment van passeren wist Godfried in zijn strakke rode pak Cyriel attent te maken op wat figuren achterin. ‘Nonnen,’ verstond hij, en verdomd als het niet waar was, verderop hing een drietal bevallige nonnen die om de beurt slokken namen uit een fles rosé.
Voordat Cyriel het wist, stonden hij en Godfried aan te pappen met de maagdelijke zusters met hun kappen en zwarte jurken. Om nek droegen ze potsierlijke kruizen die aan en uit flikkerden.
‘God, nonnerettes, mag ik u complimenteren met uw schone kruisjes,’ hing Godfried de charmeur uit. Ik ben de duivel en dit hier is de vrouw met de lul.’ Hij sloeg in een keer zijn bier achterover.
‘Ben je echt een vent?’ begon de langste van de nonnen die zenuwachtig met haar kruis speelde. ‘Dat zou je zeker niet zeggen,’ zei de tweede, eentje met knalrode wangen. ‘Bewijs dat maar ‘s van die lul,’ lalde de derde, ‘volgens mij heb je gewoon een kut, hahaha.’
‘Ja, Cyriela, haal die kut eens uit je onderbroek, hahaha.’ Godfried lachte vet.
Hoewel Cyriel niet voor één gat te vangen was, stond hij nu even met de mond vol tanden. De lange zuster van het ware geloof zei: ‘D’r is een schuurtje achter het café, kunnen we even vergelijkend warenonderzoek doen. Wie de mooiste kut heeft, mag met de duivel neuken.’
‘Deal,’ riep Godfried.
In de schuur was het koud en donker, aan visueel vergelijkend warenonderzoek was lastig te voldoen. Dat moest op de tast en voor Cyriel het wist, had hij drie nonnenhanden onder zijn jurk.
‘Godsamme,’ riep de non met rode wangen, ‘ze heeft een stijve!’
‘Halleluja,’ juichte de lange non, ‘en stierenkloten!’
‘En dit gat dan, wat is dat?’ lalde de meest beschonkene.
‘Nu is het onze beurt,’ schreeuwde Godfried. Hij liet zich theatraal op zijn knieën vallen en dook onder de rokken van de langste. Roodwang vlijde zich met haar rok omhoog neer op een oud matras op de vloer. Voordat Cyriel het wist, besnuffelde hij haar natte kruis en stak voorzichtig zijn tong uit. De non zuchtte en steunde alsof ze op het punt van bevallen stond. Cyriel bedacht dat hij haar waarschijnlijk goed bediende en sopte lustig door. Hij voelde ook hoe zijn onderbroek omlaag getrokken werd en hoe zijn stijve lid in de mond van non nummer drie genomen werd. Als de hemel bestond, dacht hij, dan was hij er op dat moment aanbeland.
Voldaan maar uitgeput stonden Godfried en Cyriel een half uurtje later weer aan de bar met een pintje.
‘Je ruikt naar kut, eerwaarde.’
‘Jij niet minder, heer van het kwaad.’
Ze bulderden van het lachen.
‘Weet je, Godfried, dat pak dat je draagt is übersexy.’
‘O, eerlijk?’
‘Het is zo strak, je reet, je pik, alles staat erin uitgetekend.’
‘Vind je dat lekker, pastoortje?’
‘Verdomd geil, pikkentrekker die naar vagina’s meurt.’
Godfried bracht zijn gezicht dicht bij dat van Cyriel.
‘Zin in die pik? Puur natuur, zonder kapotje?’
Cyriel dronk zijn glas leeg, boerde en knikte.
‘Hierboven is een zoldertje,’ zei Godfried.
Op de route die Cyriel later die nacht naar huis waggelde, stonden de praalwagens opgesteld van de carnavalsoptocht van diezelfde middag. Hij had dat gemist vanwege een uitvaart. Ook tijdens carnaval gingen mensen gewoon dood en moesten pastoors begrafenissen leiden. Met zijn dronken kop bewonderde Cyriel de wagen waarop een vijf meter lange Doornroosje lag te slapen. Over haar heen gebogen stond de prins die haar wakker zou kussen. Het thema sprookjes inspireerde altijd. In de vrieskou en in het heldere licht van de maan klom Cyriel op de kar. Net als de prins boog hij zich voorover en kuste de weelderige papiermachélippen van Doornroosje. Hij liet zijn handen rusten op haar opbollende voorgevel.
‘Lekkere tieten,’ mompelde hij. Dat waren tevens de laatste woorden die hij ooit sprak, want plots raakte hij uit evenwicht, stapte naast de kar en tuimelde zeker twee meter naar beneden. Zijn schedel raakte de stoeprand, kraakte en een steeds groter worden de plas bloed stroomde langs het trottoir een put in. Cyriel was zo dood als een pier.
Bij de hemelpoort zat een prachtige naakte mannetjesengel te spelen met zijn piemel.
‘Hallo,’ zei Cyriel, ‘je zou het niet zeggen, maar ik ben een pastoor.’
‘Met een jurk aan?’ De engel lachte hard. ‘Maakt mij niet uit, hoor, maar pastoors hebben meestal een boordje om. En zelden zie ik ze hier, bij de naakte mannetjesengelen.’
‘Zijn niet alle mannetjesengelen naakt?’ vroeg Cyriel.
‘Nee, alleen wij, mannetjesengelen die seks met elkaar hebben. Er zal wel een reden zijn dat u zich hier moet melden.’
‘Het verbaast me dat ik in de hemel ben,’ zei Cyriel, ‘althans, de sfeer en u als naakte engel doen vermoeden dat het hier goed toeven is. Ik was bang in het vagevuur te belanden. Ik had iets met de duivel.’
‘Het vagevuur,’ schamperde de naakte engel die nu een erectie had, ‘dat maken ze de mensen maar wijs, zodat ze zich netjes gedragen of zich schuldig voelen als het fout gaat. Trouwens, de duivel bestaat ook niet, een verzinsel uit de Middeleeuwen. Dus als u seks had met een man die u wijs maakte de duivel te zijn, dan hoop ik dat u ervan genoot.’
‘Dat was geen probleem. Weet u, hij droeg een latex pak dat zo strak zat dat je zijn geslachtsdelen zag zitten.’ Cyriel spreidde zijn handen om zijn verhaal kracht bij te zetten.
‘O, echt, te gek zeg,’ zei de engel. ‘Weet u wat, hang uw kleren daar aan het haakje, dan zoeken we samen een rustig plekje op.’
Naakt liepen ze samen op.
‘Maakt God ook deel uit van de naakte mannencultuur?’ vroeg Cyriel nieuwsgierig.
‘God? Nee, natuurlijk niet, God is een vrouw, dat weet toch iedereen?’ De naakte engel schudde zijn hoofd. ‘Voor een pastoor bent u wel een onnozelaar, Cyriel Gender. Maar goed, neuk ik jou of neuk jij mij?’
Alaaf, dacht Cyriel.
Reactie plaatsen
Reacties
Het lange wachten meer dan waard !