Kijk je ook weleens naar zo’n nachtelijke hemel vol glinsterende sterren? Fascinerend niet? Wacht, laat je niets wijsmaken, sterren bestaan niet! Waar je feitelijk naar kijkt zijn gaatjes in het uitspansel waardoor het licht van de hemel is te zien. De hemel? Jazeker, daar waar de engelen wonen, zonnebadend in het heldere licht van het opperwezen. Dat verklaart ook dat je overdag als de zon schijnt geen sterren, of liever gezegd geen gaatjes kunt zien. Ze zijn er wel, sterker nog, door die gaatjes kijken engelen nieuwsgierig naar beneden om het gekrioel der mensheid te aanschouwen. Een mierenhoop van bedrijvigheid, het is er nooit stil. Sommige engelen verlangen ernaar ooit eens af te kunnen dalen naar die aardkloot. Om ook eens een terrasje te doen, om ook eens door het bos te wandelen, om ook eens op strand te liggen op een handdoek. Neem Sterre met haar hemelse verschijning, zij verlangt al maanden naar zo’n afdaling. Haar verzoek ligt bij het comité dat toestemming kan geven. Of niet. Geloof het of niet, op een dag is het zover en waagt Sterre de sprong.
De zee ruist, de meeuwen schreeuwen, voor de rest is het strand stil en verlaten. De lucht is wolkenloos en staalblauw. Sterre ligt op haar handdoek, rieten strandtas bij haar voeten. Het voelt onwennig om een badpak te dragen. De kleur, donkerblauw, staat haar niet aan en de maat klopt van geen kant. Er zouden bij wijze van spreken twee Sterres in passen. Wie de strandtas heeft ingepakt heeft zich vast vergist. Er zijn ook grote en forse engelen, maar tot die categorie behoort Sterre niet. Afgezien van het badpak heeft ze het bijzonder naar haar zin. Natuurlijk is ze zich ervan bewust dat vanuit de hemel tientallen engelen op haar neerkijken, nieuwsgierig, jaloers misschien wel.
Achter haar beginnen de duinen, er is weinig leven te bekennen. Dat is er wel, maar dan zou je daadwerkelijk de helling op moeten klimmen. Dat is Sterre niet van plan, het komt eenvoudig niet in haar op. De duinen vormen het terrein van wat rondlopende mannen, veelal naakte of halfnaakte mannen die misschien thuis wel een vrouw hebben, maar hier op zoek zijn naar wat seksueel vertier met een seksegenoot. Verborgen achter helmgras in een duinpannetje. Een wereldje waar Sterre geen weet van heeft. Zij ligt op haar buik in haar lubberende badpak, hoofd op haar armen. De zon is warm, de hemel ver.
Aan het eind van ochtend schrikt Sterre op van mannenstemmen. Vanuit de duinenrij rennen twee lange mannen omlaag, spiernaakte mannen, op weg naar de zee. Verbluft kijkt Sterre naar het voor haar ongebruikelijke tafereel van voorbijrennende kerels. Met hun voeten werpen ze het mulle zand op, de lange armen slingeren langs hun lichaam. Ze lachen en roepen naar elkaar, roepen ‘hoi’ als ze voorbij stormen en geven Sterre het nakijken. Wat ze gefascineerd doet, kijkend naar de stevige billen met kuiltjes erboven en de lange benen. Hun kapsels zijn kort, de een is blond, de ander donker.
Er trekt een bijzondere gloed door Sterres lichaam als de mannen passeren. Ze kent het tintelende gevoel niet, het lijkt zich vanuit haar kruis en haar borsten te verspreiden. Boven in de hemel hadden ze haar gewaarschuwd voor onbekende en vreemde gevoelens. Ze konden aangenaam zijn, bezit van je nemen en je zelfs betoveren. Het was niet altijd gemakkelijk ze te negeren, maar je moest je er niet mee inlaten. Als Sterre opstaat van haar handdoek zijn die waarschuwingen het laatste waar ze aan denkt. De lokroep van de naakte mannen in de zee is te sterk om überhaupt nog te denken aan hemelse adviezen. Bovendien kost het omhooghouden van het badpak dat om haar lijf hangt als een lege postzak al energie genoeg. Ze volgt in gestrekte draf de mannelijke voetsporen in het zand tot aan het zeewater. Dat voelt verfrissend fris en daagt uit dieper te gaan.
‘Zo, ook een duik nemen?’ Het is de blonde die haar aanspreekt. ‘Nog best koud, hè?’
Sterre wil zich niet laten kennen. Zonder na te denken duikt ze onder om huiverend en druipend weer omhoog te komen. Het badpak voelt zwaar van het geabsorbeerde water. Angstvallig houdt ze het van boven vast, zodat haar borsten niet bloot komen. Ook van onderen zwabbert het textiel op de stroming van de zee.
‘Is er iets met je badpak?’ Het is de donkere. Zijn zwarte borsthaar hangt sliertig over zijn tepels.
‘Ben bang dat-ie uit schiet.’ Sterre lacht er onzeker bij. Op haar lippen proeft ze het zoute water.
‘O, nou, geen probleem hoor, je zit niet voor niks op het naaktstrand.’
Het is dat hij het zegt, Sterre had het zich niet gerealiseerd. Naaktstrand. Niet het strand is naakt, maar de mensen die het bezoeken.
De mannen duiken in de golven, duwen elkaar omver en spetteren met water. Af en toe duiken hun naakte billen op in de branding. Ze joelen en lachen. Het zijn geen kinderen, denkt Sterre, en toch spelen ze. Zelf duikt ze ook in de golven, als een speels meisje, nee, een kwispelend hondje. Haar blonde lokken pieken alle kanten op, het zoute water prikt in haar ogen, het water is verrukkelijk.
‘O nee,’ zegt de blonde plots en wijst. ‘Je badpak.’
Sterre kijkt omlaag. Haar borsten druipen van het zeewater en haar tepels staat recht overeind. Maar waar is haar badpak!? Ze laat zich in het water zakken en doorwoelt het water. Niks. Achter zich. Opnieuw niks. Ook de mannen zoeken mee. Zonder resultaat.
‘Er zit niets anders op,’ zegt de donkere. Hij heeft bruine ogen en zware wenkbrauwen. Zijn ogen vertonen pretlichtjes. ‘Gewoon zonder badpak verder.’
‘Alsof wij nog nooit een naakte vrouw hebben gezien,’ zegt de blonde. Hij heeft een brede gespierde borst en een strakke buik.
Sterre heeft haar armen om haar borsten geslagen. Zit er echt niks anders op? Vertwijfeld kijkt ze nog eens om zich heen. Het is beter als ze nu meteen het water verlaat, dan kan ze haar handdoek omslaan.
Terwijl ze naar de kant waadt, hoort ze hoe de blonde en de donkere haar volgen. Ze kan even inhouden en ze voorbij laten gaan, of haar tempo verhogen. Ze kiest voor het laatste, maar beseft dat vooruitlopen er niet in zit met van die kerels op lange benen achter zich aan. Misschien verlekkeren ze zich aan haar pronte derrière, ze weet het wel zeker. Juist daardoor zijn ze gemotiveerd in de pas te blijven. Er zit niets anders op dan door de zure appel heen te bijten. Ze had haar aardse uitje anders voorgesteld dan hier als naakt opgejaagd wild over het strand te lopen, door mul zand ondertussen, wat al helemaal niet opschiet.
‘Je past prima in het plaatje, hoor.’ De blonde.
‘Je verfraait het strand met je blote billen.’ De donkere. Hun lach rolt over het zand.
Opmerkingen waar Sterre niet op zit te wachten. Daar nadert haar badlaken, als ze snel is, kan ze voorover bukken zonder gênante vertoningen. Te laat.
‘Je hebt nog meer in huis, zie ik.’ De blonde weer.
‘Het is een vrouwtje, gok ik.’ De donkere. Weer dat lachen.
Behendig weet Sterre zich in haar handdoek te wikkelen. Ze lacht terug, dat is de beste remedie, meebuigen als riet in de wind.
‘We plagen maar een beetje, hoor, maar het is ook ingewikkeld onze ogen van al dat prachtigs af te wenden dat jij meedraagt,’ zegt de blonde die trouwens ook een aantrekkelijk tweedaags baardje heeft.
‘We kunnen onze ogen helaas niet in onze zakken steken,’ verklaart de donkere met een knipoog.
‘Nee,’ lacht de blonde, ‘onze zakken zitten al vol met andere zaken.’ Hij steekt zijn hand naar voren. ‘Lodewijk.’
Sterre schudt de grote hand waarin de hare helemaal verdwijnt. ‘Sterre,’ zegt ze schor.
‘Hoi, Sterre, ik ben Ferdinand.’ Ook de bruine pompt haar hand stevig heen en weer. Zo zelfs dat haar grip op de handdoek verslapt en het ding omlaag zakt. Opnieuw staat ze met ontblootte borsten voor het olijke stel dat grote ogen opzet.
‘Asjemenou, Sterre, doe je dat nou met opzet?’ Lodewijk kijkt quasi verontwaardigd.
‘Wil je ons verleiden, of zo?’ vraagt Ferdinand.
‘Ik, nee, echt niet, nee, echt.’ Het lukt Sterre niet goed meer om het badlaken te fatsoeneren. Ze sjort het omhoog met als effect dat het katoen opzij zakt en als een mantel openvalt. Het is niet lang dat ze daar in haar goddelijke glorie staat, maar lang genoeg voor nog meer opgewekte blikken.
‘Je doet het erom, heel geraffineerd, zoals alleen vrouwen dat kunnen.’ Lodewijk.
‘Je bindt gewoon de kat op het spek met deze vertoning.’ Ferdinand.
Sterre wil wat zeggen, haar mond gaat open, maar het geluid blijft achterwege. Dan ziet ze wat Lodewijk doet: heel subtiel voelt hij aan zijn penis. En Ferdinand trekt bijna laconiek zijn voorhuid naar achteren. Sterre slikt. Het is een weinig hemels tafereeltje, zij half naakt en twee aantrekkelijke kerels die aan hun penis zitten. Natuurlijk, het is hun penis, maar toch.
‘Nou,’ zegt Lodewijk, ‘genoeg geplaagd. We zoeken onze bivak op. Mocht je gezellig langs willen komen, dan kom je het duin maar op.’
‘Dat zou zeker leuk zijn, Sterre, er zijn vast onderwerpen die je met ons wilt delen,’ vult Ferdinand aan. ‘Je ligt daar uit de wind, in de zon, en we hebben chocoladekoekjes.’
Sterre knikt en vindt haar stem terug. ‘Misschien dan, hè, ik bedoel, ik heb een boek, dus ik vermaak me wel.’
‘Snap ik,’ zegt Lodewijk. Hij krabt ongegeneerd aan zijn zak. ‘Maar je hebt natuurlijk vermaak en vermaak.’
Als Sterre kijkt hoe het naakte stel het duin opklimt, voelt ze hoe de tinteling van voor het zwemmen terugkeert en zich vlak onder haar huid verspreidt. Haar tepels lijken gretig mee te kijken naar de uit het zicht verdwijnende mannen, en hoog tussen haar dijen begint het zo te kriebelen dat Sterre er niet vanaf kan blijven. Het driehoekje engelenhaar voelt zacht en vochtig. Het zeewater moet nog drogen.
Daar ligt ze dan, naakt op een strandlaken, te kijk voor eventuele voorbijgangers, maar zeker voor haar medebewoners in de hemel die zich zonder twijfel via de talloze gaatjes de tranen uit de ogen gluren. Ze pakt het boek, een dikke pil, slaat het open, slaat het dicht en stopt het in de strandtas. Ze gaat rechtop zitten, kijkt achter zich naar de duinenrij. Chocoladekoekjes, hè?
Het valt niet mee het steile duin op te lopen met een handdoek en een volle tas. Hijgend bereikt ze de top. Er is niemand. Of toch, achter het wuivende helmgras ziet ze het hoofd van Ferdinand. Even overweegt ze de handdoek weer om zich heen te slaan, dan schudt ze haar hoofd en raapt haar moed bijeen.
‘Hallo,’ zegt ze vrolijk als ze de duinpan instapt. Lodewijk ligt op zijn buik en Ferdinand smeert hem in.
‘Kijk, dat vind ik leuk. Gezellig, Sterre.’ Ferdinand sluit de dop van de zonnecrème. ‘Schik eens op, Lood, Sterre wil ertussen.’
Het past allemaal net, drie handdoeken op een rijtje.
‘Smeer ik jou ook effe lekker in?’ vraagt Ferdinand, ‘voordat je het weet ben je hartstikke rood.’
Hij kan natuurlijk niet weten dat een engel niet kan verbranden, al maakt de zon overuren. Ze laat hem begaan, het is heerlijk zijn hand over haar huid te voelen glijden. Hij neemt alles mee en dat ziet Lodewijk ook wel zitten. Hij smeert driftig mee, geen plekje kan aan zijn vingers ontsnappen, haar rug, haar billen, ertussenin, de binnenkant van haar dijen. Ze zijn alledrie stil van het smeren. Als Sterre zich uitstrekt op haar handdoek en zich naar Ferdinand keert, voelt ze hoe Lodewijk tegen haar rug aanschuift. En tegen haar billen. Hij voelt hard daar, zeker als hij voorzichtig stotende bewegingen maakt. Dat harde schuurt zelfs tussen haar reet, het is een beetje zanderig, maar niet vervelend, eerder prettig.
‘Voel je hem,’ fluistert Lodewijk in haar oor, ‘voel je hoe hij aan je kontje proeft.’
En óf Sterre het voelt, zo sterk zelfs dat ze even geen woorden kan vinden om uit te leggen hoe fijn ze het vindt.
‘Eueueu,’ stoot ze uit.
Meer kan ze ook niet laten horen: Ferdinands gulzige mond zuigt zich vast op de hare, zijn lange tong dringt ver door in haar mondholte, haar tong kronkelt om die van Ferdinand, ze proeft zijn overvloedige speeksel en ze smakken op het vulgaire af. Hij proeft zout en zijn stevige biceps waaraan Sterre zich vasthoudt zijn zanderig. Ze snuiven door hun neuzen, stoten tanden en bijten in lippen. Dit is hemels, denkt Sterre, hoewel ze dit thuis nog nooit heeft meegemaakt. Intens slaat ze haar arm om Ferdinands nek, alsof ze nog dieper in zijn mond wil kruipen, nog dieper zijn ongetemde tong wil proeven. Zijn hand glijdt ondertussen langs haar navel dieper omlaag, door het veldje engelenhaar, tot op haar gleufje dat nat en glad toegeeft aan zijn zoekende vingers.
Lodewijk laat zich ook niet onbetuigd: zijn handen heeft hij om haar borsten geslagen, zijn palmen strelen haar tepels. Eerst hijgt hij in haar oor, dan kust hij haar oorschelp, bijt in het lelletje en steekt zijn vochtige tong diep in haar gehoorgang. Het geeft haar kippenvel en maakt dat haar kontje schokkende bewegingen naar achteren maakt. Het moet Lodewijks geslachtsdeel zijn dat nu tussen haar benen door tegen haar wijkende schaamlippen stoot. Hij heeft een lange, dat had ze al gezien bij het zwemmen, maar hij moest nu nog langer zijn. Harder in elk geval, als een kaars misschien. Flakkerend kaarslicht is in de hemel een vertrouwd verschijnsel, maar vleeskleurig zijn kaarsen nooit. Hij komt binnen, de dikke kop voorop, dezelfde weg als Ferdinands vingers. Daar ligt ze, kronkelt ze, tussen het opwindende gewriemel van twee naakte heren, op een aards strand, om tegelijkertijd het gevoel te krijgen, steeds sterker, dat ze op weg is naar iets paradijselijks, iets hemels misschien.
Ferdinands neus schuift langs de hare, hun ogen zijn zo dicht op dat het zicht vervaagt. Daar verdwijnt zijn kop, hij duikt op haar puike tieten die Lodewijk in het gewoel heeft losgelaten. Ferdinand zuigt de tepels, de prikkeling die daarvan uitgaat landt in hart, haar ziel, haar onderbuik, haar vulva, haar anus. Ze staat onder stroom, het voelt energiek en loom tegelijk, het zoemt en gromt, het piept en knarst. Het stapelt zich op, laag op laag, helemaal wanneer Ferdinand diep omlaag zakt en in nauwe samenwerking met Lodewijks royale kaars haar druipende onderkantje te grazen neemt. Als vanzelf komt Ferdinands kruis in vol ornaat omhoog. Heel even bekijkt ze zijn ding als in een biologische observatie, de bijna zakelijke vaststelling een apparaat te zien dat voor voortplanting is bedoeld, zo dichtbij groot en krachtig, met testikels als zachte varianten van golfballen. Niet dat Sterre ooit heeft gegolfd.
Zelden is het zo druk geweest voor de kijkgaatjes van het hemelse gewelf. Zelfs het opperwezen, dat toch wel wat anders aan het hoofd heeft dan op zijn engelen te letten, valt het op en kijkt omlaag. Wat hij ziet, kan niet, mag niet; als hij dit toelaat is het hek van de dam. Een simpele vingerwijzing is voldoende, vanuit de hemel volgt direct actie als bliksem bij heldere hemel.
Er is verwarring bij Lodewijk en Ferdinand. Beiden waren in de veronderstelling verwikkeld te zijn in een zinderende trio. De engelachtige Sterre is te zalig voor woorden. De totale spermabesprenkeling kan niet lang meer uitblijven. Maar wat is dat? Waar is Sterre gebleven? Zoals Ferdinand ineens geconfronteerd wordt met Lodewijks pulserende geslachtsdeel, zo wordt Lodewijk dat met de dikke jongen van Ferdinand. Ze druppelen al royaal voorvocht. Toch weten beiden direct wat hen te doen staat en zonder morren slokken ze elkaars pik op om het al pijpend naar een hoogtepunt te brengen. Het sperma dat door hun monden spoelt is overvloedig en doet nog het meest denken aan de branding van de Noordzee.
Over die branding gesproken: in de vloedlijn spoelt een blauw badpak aan. Een eigenaresse is in geen velden of wegen te zien.
Reactie plaatsen
Reacties
Dit moet wel het eerste trio verhaal zijn dat ik heb uitgelezen, en dat ik goed vond. En dat wil wat zeggen, want groepsseks, het is mijn ding niet. Maar dit is wel zó origineel en leuk gevonden dat ik dit oprecht met plezier heb gelezen. Goed verhaal Vanille.