Mooie Bernadette

Gepubliceerd op 4 augustus 2022 om 16:15

Een knappere meid dan Bernadette Verschure bestaat niet. Dat is geen subjectieve mening, het is een feit dat niemand kan ontkennen. Dat zit hem in maatvoering en proporties, de stralende huid en het glanzende kapsel, haar gulle lach en de kuiltjes in haar wangen. Ze is echt de mooiste, en dan niet alleen van het Brabantse dorpje Niksgebracht, nee, van heel Nederland en daarbuiten. Haar moeder, Koosje Verschure, zegt het zo: ons Bernadetteke is zo schoon, ze kan aan elke vinger een vent krijgen. Waarop vader Wim Verschure dan grapt dat zijn dochter met tien venten elke dag een flinke gangbang heeft. Waarop Koosje hem dan een lel verkoopt, omdat ze vindt dat een vader niet zo over zijn dochter hoort te praten.

Achttien lentes jong is de schone Bernadette en ze heeft een gymnasiumdiploma op zak. Ze zou kunnen gaan studeren, voor penisarts, of gynaecoloog, of plastisch socioloog, of klimaatontkenner, of praktiserend seksuoloog. Maar nee, ons Bernadetteke is van plan het klooster in te gaan. Ze moet even wachten tot ze twintig is, dan gaat het gebeuren. Haar ouders betreuren dat idee ten zeerste, want Koosje Verschure wil graag oma worden, en Wim Verschure vindt het gewoon zonde van dat prachtige lijf dat volgens hem uitermate geschikt is om de liefde mee te bedrijven. Waarop Koosje hem een mep verkoopt, omdat een vader zulke dingen niet hoort te zeggen over zijn dochter. Volgens Wim komt oma worden op hetzelfde neer als een lichaam hebben om de liefde mee te bedrijven, maar dat houdt hij wijselijk voor zich. Die meppen van Koosje worden echt vervelend.

In het klooster huist de ‘Orde van de maagdelijke kuisheden’ die al is gesticht in 1683. De orde bestaat nog uit veertien nonnen, de meesten ver boven de zestig. Bernadette is veruit de jongste die de maagdelijke kuisheden komt versterken. Haar besluit het klooster in te gaan heeft menig wenkbrauw doen fronsen in Niksgebracht. Zo’n prachtige jonge vrouw die de rest van haar leven in kuisheid door wil brengen? Echt bizar. Maar wat doe je eraan? Wat Bernadette in haar kop heeft, heeft ze niet in haar kont. Waar haar vader dan weer een dubbelzinnig grapje over maakt die haar moeder reden geeft een mep uit te delen.

In de tijd die ze moet wachten op haar officiële intrede wil Bernadette zich nuttig maken. Meneer pastoor zoekt een extra hulp in de huishouding, want huishoudster Betty wordt ook al een dagje ouder. Zo’n fris ding als Bernadette brengt wat pit in de pastorie. Ze is lekker lang, dus uitermate geschikt voor hoge ramen, de plafonds en de bovenkanten van de kasten. Bernadette voert haar taken elke dag vol overgave uit. Werken voor de pastoor is toch ook een beetje werken voor Onze Lieve Heer. Meneer pastoor en Betty zijn dik tevreden met de inzet van het meiske en gedrieën vormen ze een prettig trio.

Wat menig Niksgebrachtse burger bezighoudt - en misschien u ook wel, waarde lezer - is hoe het dan gesteld is met Bernadettes liefdesleven. Heeft zij dan geen vriendje? Nu kan het nog, in het klooster niet meer. Het kan toch niet zo zijn dat Bernadette helemaal verschoond blijft van gevoelens van genegenheid, of wellicht gevoelens van seksualiteit? Een jonge vrouw met een dergelijk uiterlijk moet toch bol staan van de hormonen? Die moet toch wel in zijn voor een onkuis experimentje op haar tijd, al is het maar wat stiekem zoenen met een knappe knaap met een scooter. Maar nee, kort en goed, Bernadette heeft er weinig belangstelling voor. Haar ontluikende seksualiteit blijft, in elk geval voor de buitenwacht, verborgen.

Dat daar plotsklaps verandering in komt, heeft zelfs Bernadette zelf niet voorzien. Het werk in de pastorie is simpel en weinig uitdagend. Het gezelschap van de oude pastoor (bijna tachtig) en oude vrijster Betty is oké, maar kent zijn beperkingen. De pastoor is half blind (en heeft dus nauwelijks weet van Bernadettes schoonheid) en Betty vertelt dag in dag uit gezapige verhalen over haar pijntjes en kwaaltjes. Heel inspirerend is dat allemaal niet. Bernadette houdt zichzelf voor dat dit het voorland is van het gelijkmatige en saaie kloosterbestaan. Niets mag haar geloof in God afleiden.

De grootst denkbare afleiding dient zich echter aan in de persoon van pastoor Johannes, een jonge blonde god in een modieus bruin linnen pak. Hij is de geestelijk vader uit het naburige dorpje Veelgehaald. Als hij aanbelt, is het Bernadette die argeloos de voordeur opent. Ze weet dat er een andere pastoor op bezoek komt, maar de persoon die voor haar op het stoepje staat, laat haar steil achterover slaan. In figuurlijke zin natuurlijk, hoewel dat niet wegneemt dat ze zich even vast moet grijpen aan deurpost. Er golft een schok door haar lijf, alsof ze met haar vingers in een stopcontact zit. Haar oogleden stoppen spontaan met knipperen, zodat ze geen knipper hoeft te missen van de hunk die voor haar staat. Zijn grijns is breed, het kuiltje in zijn kin diep, zijn blauwgrijze ogen stralen vertrouwenwekkend.

‘Jij moet Bernadette zijn,’ roept hij vrolijk en bekijkt haar van top tot teen. ‘Ik heb al veel over je gehoord.’ Hij strijkt met een hand door zijn lange blonde kuif. Wat is hij jongensachtig!
Bernadette wil graag iets zeggen, maar haar tong hangt als verlamd in haar mond. Ze voelt hoe haar wangen tintelen. Ze moet rood als een biet zijn.
‘Mag ik erin?’
Bernadette kan nauwelijks denken. De woorden van pastoor Johannes echoën in haar schedel. Mag ik erin, mag ik erin, erin, erin? Natuurlijk mag die schat erin. Hij mag haar helemaal betreden, diep erin, dieper dan haar vingers ooit gekomen zijn.
‘Ja, kom,’ fluistert ze hees.

Ze loopt voor hem uit naar de woonkamer. Ze voelt hem achter zich, hij straalt warmte uit, zijn voorkant tegen haar achterkant, ze voelt de neiging om met haar billen te draaien. Dit is voor Bernadette, de schone Bernadette, een nieuwe gewaarwording. Seks, denkt ze, gruwelijk ordinaire seks, met de pastoor van dienst, die haar met zijn gezegende pastorenpenis bedient waar hij maar kan. Mag ik erin, vraagt hij. Ja, overal!

Duizelig en in de war belandt ze in de keuken waar Betty de vaat doet. Ze legt haar handen op de keukentafel om niet om te vallen.
‘Gaat het, kind?’ vraagt Betty bezorgd.
Bernadette knikt traag en nadrukkelijk. Haar ogen staren naar het tafeloppervlak.
‘Wat vind je van pastoor Johannes? Op termijn zal hij de onze vervangen.’
Met een ruk draait Bernadette haar hoofd naar Betty.
‘Wanneer?’
‘O, als onze meneer pastoor gaat hemelen. Dat kan nog wel een tijdje duren, nietwaar?’

Het is een uitspraak die Bernadette niet meer loslaat. Als meneer pastoor gaat hemelen. Wanneer is dat, volgend jaar, over tien jaar, twintig? Dan zit zij al lang en breed in het klooster. Dan loopt zij de nieuwe pastoor helemaal mis. Zo’n schatje is het, zo’n lekkertje. En terwijl ze dat denkt, voelt ze de tintelingen in haar borsten en de kriebels in haar onderbuik. Ze rent naar boven naar de badkamer, draait de deur op slot en rukt zich de kleren van het lijf. Wat ze bezielt, weet ze niet, ze doet het met zichzelf, maar het is alsof pastoor Johannes het doet. Zijn broek zakt op zijn enkels, zijn onderbroek bolt onnatuurlijk op. Daar komt hij: halleluja en Avé Maria.

Vanaf die middag nestelt zich een dwaze gedachte in Bernadettes hoofd, een nare gedachte eigenlijk. Zo’n oude man, zo’n oude pastoor, zou die niet ‘s plaats moeten maken. Blind en doof als hij is, jicht in zijn voeten, reuma in zijn handen, orthodoxe ideeën. Zou het dorp niet gebaat zijn bij een frisse geestelijk leider die volop in de wereld staat? Pastoor Johannes bijvoorbeeld? Diep in dit soort gedachten verzonken stofzuigt Bernadette op een vroege ochtend de overloop. Meneer pastoor maakt zijn toilet in de badkamer. Op de tast komt hij naar buiten in zijn eeuwige zwarte pak. Het snoer van de stofzuiger strekt zich strakgespannen bovenaan de trap van het stopcontact naar het apparaat. De linkervoet van meneer pastoor blijft haken…

Als het ambulancepersoneel de brancard wegrijdt, vertelt alleen de enorme bloedplas op de plavuizen onderaan de trap wat er gebeurd is. En wat zich heeft postgevat in Bernadettes geheugen. Het broze lichaam dat als een aardappelzak de trap afrolt, de doffe klap waarmee het hoofd de stenen raakt, de rare hoek waarin de nek staat. Nog voordat ze de trap afrent, wijdt Bernadette zich aan het zorgvuldig opbergen van de stofzuiger. Betty moet nog arriveren, maar het maakt natuurlijk een goede indruk als ze direct 112 belt. Ze is er nog mee bezig als Betty binnenkomt en meteen een hand voor haar mond slaat en een gesmoorde gil slaakt.

Pastoor Johannes leidt de uitvaart in zijn zwarte soutane. Hij ziet er indrukwekkend uit. Bernadette schaamt zich voor de lustgevoelens die zich van haar meester maken aan het graf van de oude pastoor als ze zijn stem hoort en zijn knappe verschijning ziet. Ze kan er niets aan doen, pastoor Johannes maakt ongekende gevoelens in haar wakker. Het liefst zou ze terugrennen naar de aula om daar in het toilet te masturberen. Maar dat zou onbetamelijk zijn. Uit piëteit met de oude pastoor perst ze haar dijen bij elkaar en denkt ze aan het schoonmaken van wc’s, het zemen van ramen en het stofzuigen van de overloop. Of, nou ja, dat laatste liever niet.

Betty vertelt het haar diezelfde middag nog: pastoor Johannes komt al over twee weken naar Niksgebracht. In korte tijd wordt de pastorie opgeknapt en gemoderniseerd, en direct daarna volgt de nieuwe man.
‘Dank u God,’ fluistert Bernadette met het hoofd naar boven gericht.
Ze vertrekt meteen naar de bovenverdieping waar naast de badkamer een slaapkamer leegstaat. Het is nu een rommelhok. Ze zal er morgen direct werk van maken dat op te ruimen. Het zou een geschikte plek zijn voor haarzelf.

In de twee weken van onrustig wachten en met talloze werklui over de vloer begint Betty steeds meer op Bernadettes zenuwen te werken. Ze is zo’n bemoeial. Nu wil ze weer weten wat Bernadette met die kamer boven van plan is. Dan weer waarom Bernadette haar kleding in de kast op die kamer neerlegt.
‘Je kunt hier niet intrekken, meisje,’ zeurt ze.
Dat gezeik moet ophouden, denkt Bernadette. Dat kan ze echt niet gebruiken als Johannes hier straks neerstrijkt. Dan heeft ze rust en ruimte nodig om, om, om… Nou ja, gewoon.
In het schuurtje vindt Bernadette een nijptang. Ernaast staat Betty’s fiets met lage instap. Ze aarzelt geen moment, eerst knipt ze de rechter remleiding door, dan de linker.

Nog maar net is Betty die middag weggefietst of er wordt aangebeld bij de pastorie. Op de stoep staat een hijgende man.
‘Betty,’ hijgt hij, ‘bel 112, ze reed door rood, de bus, kon niet meer remmen, snel!’
In alle rust overhandigt Bernadette de man haar telefoon.
‘Doet u dat maar even, ik ben boven bezig voor de nieuwe pastoor, begrijpt u.’
Terwijl ze de man hoort bellen loopt ze de trap op. Haar kamertje vordert al. Als Betty niet meer zeurt, gaat het nog veel vlotter.

Betty’s gebroken heup kent complicaties die maanden revalidatie tot gevolg zullen hebben. Terugkeer naar de parochie lijkt de behandelend arts van het ziekenhuis onwaarschijnlijk.
‘U heeft geluk gehad, mevrouwtje,’ zegt hij vaderlijk, ‘voor hetzelfde geld was u morsdood geweest.’
‘Ik had mijn fiets moeten laten nakijken, daar was ik te zuinig voor,’ huilt Betty.
‘Ja, ja,’ zegt de dokter, ‘als het kalf verdronken is, dempt men de put. Oude mensen zijn vaak zo eigenwijs.’

Door Betty’s ongeluk zit het kerkbestuur met een accuut probleem. Wie kan als huishoudster optreden voor pastoor Johannes?
‘Die Bernadette,’ vraagt de voorzitter aan de rest, ‘kan die dat niet?’
‘Ze is wel wat jong,’ sputtert de penningmeester.
‘Ach, wat,’ reageert de secretaris, ‘dat is een meid met pit. Het is een struise kuise griet. Lijkt mij heel geschikt.’
Zo regelt een doortastend bestuur dat, handjeklap en koekenbak. Hupsakee.

Ja, Bernadette is gespannen, bijzonder nerveus zelfs, als de verhuiswagen arriveert met de spullen van de nieuwe pastoor. De dagen ervoor heeft ze als een wervelwind de rommel van de werklui opgeruimd en het huis schoongemaakt. Het ruikt naar verse verf. Alles is klaar voor de ontvangst van de nieuwe bewoner. Hij fietst achter de verhuiswagen aan, sportief als hij is, zijn blonde lokken wapperend als bij een popheld in een videoclip. Bernadette staat in de voordeuropening, nog net bedenkt ze dat haar schort het zicht beneemt op haar allermooiste jurk. Ze werpt het ding achter zich in de hal. Daar staat ze, als de vrouw des huizes, mooier, knapper, verrukkelijker dan ooit, in een geel jurkje dat haar vrouwelijkheid tot in detail accentueert. De verhuizers in de cabine nemen even de tijd dat heerlijke plaatje in zich op te nemen. En pastoor Johannes voelt zich meteen thuis ook al heeft hij nog geen stap over de drempel gezet.
‘Goedemorgen,’ roept hij vrolijk als hij zijn fiets neerzet.
‘Goedemorgen,’ antwoordt Bernadette. En ja, wat is dit een goede morgen, denkt ze, dank U God!

Verhuizingen hakken erin. Afgedraaid nemen de pastoor en Bernadette die avond plaats achter een bezorgde pizza, ieder met een glas rode wijn.
‘Op een nieuwe start, Bernadette, het waren zware tijden voor jou met het verlies van mijn voorganger en nu weer Betty.’
‘Ik ben blij dat u er bent,’ zegt Bernadette met zachte stem. Ze geeft hem haar lieve lach, die ook verleidelijk is en zelfs een beetje flirterig. Johannes kan er trouwens ook wat van, hij knipoogt en glimlacht, en strijkt af en toe met zijn hand door zijn haar.
Bernadette is blij dat hij er is, dat is mild uitgedrukt. Ze is totaal verrukt en vol verwachting. Haar hart bonst achter haar linkerborst, bijna zichtbaar. Hoe gaat het nu verder, vraagt ze zich af. De wijn helpt, ze voelt zich losjes, als Johannes niet kijkt, doet ze een knoopje van haar jurk open. Ze moet toch ergens beginnen.

‘Dan ga ik de douche eens uitproberen.’ De pastoor staat op. ‘Zo’n pizza moeten we vaker doen.’
Hij vertrekt naar boven, terwijl Bernadette de keuken aan kant maakt. Ze wast en droogt af. Ze hoort geluiden boven haar hoofd. Hij staat onder de douche, naakt, alleen, zichzelf in te zepen en af te soppen. Daar is zij juist zo goed in, ze zou toch best…
De traptreden kraken onder haar blote voeten. Langs diezelfde treden was de oude pastoor naar beneden gerold. Gebroken nek, gat in zijn kop. Een stofzuigersnoer kan je zomaar de das omdoen.
Ze legt haar hoofd tegen de deur van de badkamer. Het water ruist, de pastoor neuriet een psalm. Slechts een plank hout scheidt haar van hem. Ze duwt haar hand in haar kruis. Het brandt daar als een behaaglijk knapperend haardvuur. Paradoxaal genoeg is het er toch nat.

Als pastoor Johannes de badkamerdeur van het slot draait en de deur opent, stuit hij direct op Bernadette. Ze heeft niet meer dan haar onderbroek en beha aan. Hijzelf draagt niet meer dan een natte handdoek die hij om zijn middel heeft geknoopt. Bernadettes oog valt direct op het reliëf onderaan zijn buik. Ze kreunt onhoorbaar.
‘Goeie douche.’ De pastoor steekt zijn duim omhoog. Hij doet alsof het de normaalste zaak is dat ze elkaar zo gekleed, of ontkleed eigenlijk, ontmoeten. Hij ruikt naar douchegel. Zijn borst is breed en nog een beetje vochtig. Net als zijn haar dat piekerig om zijn hoofd hangt.
‘Als ik gedoucht heb,’ fluistert Bernadette, ‘wil je me dan nemen?’
‘Wat zeg je?’ Heeft Johannes haar echt niet gehoord of doet hij alsof?
‘Een douche nemen,’ zucht Bernadette.
‘Ja, ja, heerlijk, veel plezier.’

Naderhand, als ze gedoucht heeft en in haar kamertje is, laat ze haar deur op een kier. Naakt voor de spiegel smeert ze zich in met een geurende bodylotion. Ze ziet hoe rijp ze is, ze kan zo geplukt worden, er kan in haar gebeten worden, ze is niet te versmaden. Ze hoort de pastoor rommelen in zijn kamer, ze maakt de kier van haar deur wat breder. Hij zal zo langs lopen, ze knipt een extra lampje aan, ze staat in de spotlights. Daar komt hij.
Hij is voorbij eer ze er erg in heeft, ze hoort hem op de trap. Hij is natuurlijk verlegen. En dan is er nog dat celibaat. Dat is de taak waar ze voor staat: het vermorzelen van het celibaat. Met al haar kracht, al haar verlokkelijkheden zal ze het celibaat kapot stampen, zoals een vijzel pillen verpoederd.

In slechts haar ochtendjas komt ze beneden. Ze heeft het niet gemerkt, maar er is visite, er zit een knul in de kamer, een twintiger schat Bernadette. Joost heet hij. Joost bekijkt haar met grote interesse. De bolling van haar borsten duwt de jaspanden opzij. De bolling van haar billen laat de ochtendjas dansen.
Joost en Johannes zitten naast elkaar op de bank, de tv staat aan, een serie over de natuur, over gorilla’s in Afrika. Ze zijn stil, ze kijken en drinken thee. Vanuit haar ooghoeken merkt Bernadette dat Joost af en toe naar haar kijkt. Het is een leuke jongen, maar hij haalt het niet bij Johannes. Hij is te mager, zijn baardje te vlassig. Als hij weer kijkt, steekt ze haar hand in haar jas en streelt haar borst. Hij grijnst, zij grijnst terug. Een paar minuten later laat ze haar hand dwalen ter hoogte van haar onderbuik. Het is een leuk spel. De pastoor kijkt gebiologeerd naar de paring van gorilla’s.

Als het tien uur is, gaat Bernadette naar bed. Naakt kruipt ze onder haar dekbed. Ze is zo moe, dat de slaap meteen komt. Midden in de nacht wordt ze wakker van een volle blaas. In de badkamer doet ze haar plas. Dan hoort ze het, het geluid uit de slaapkamer van de pastoor. Het is geen snurken, het is het geluid van mensen die langzaam naar een climax toewerken, een seksuele climax. Doet de man het met zichzelf? Dat zou zo zonde zijn, zij is toch hier, zij kan hem bedienen, op welke manier hij ook bediend zou willen worden.
Op haar tenen loopt ze naar de slaapkamerdeur. En deinst meteen terug. Het geluid zijn geluiden, meervoud, de pastoor is niet alleen. De schrik slaat Bernadette om het hart. Joost? Doet hij het echt met Joost? Ze buigt zich voorover bij het sleutelgat. Duisternis. Zo snel ze kan struint ze naar haar slaapkamer, pakt haar telefoon en ontsteekt de zaklantaarn. Terug bij de deur legt ze haar hand op de klink. Die geeft geolied mee, zonder geluid. Het rumoer klinkt veel luider nu, het is wel duidelijk wat daar gebeurt. Ze schijnt met haar lantaarn naar binnen. Dan ziet ze het.

De pastoor ligt bovenop Joost en stoot zijn bekken ritmisch tegen diens achterwerk. Joost kreunt en Johannes steunt en verhoogt het tempo een beetje. Joost kreunt harder nu en Johannes gromt in zijn nek. Hij heeft zijn gespierde armen om Joost geslagen. Bernadette schijnt bij. Het is schrikken voor haar, ze weet wat er gaande is, heeft ervan gehoord, maar is er nooit getuige van geweest. Ze moet slikken, het is verdriet, het is teleurstelling, jaloezie ook. Zij wil daar liggen geklemd in de armen van de pastoor. Haar lichaam is beter toegerust op deze handelingen dan het lichaam van Joost. Ze kan alles hebben, de pastoor had erin mogen komen, zijn genot kunnen proeven, de ware seks kunnen ervaren. Er vallen druppels op haar hand. Het is over. De pastoor komt schokkend klaar, Joost jammert met zijn hoofd in het kussen.

Bernadette daalt de trap af, ze is naakt en de nachtelijke kou bezorgt haar kippenvel. In de donkere keuken vindt ze het messenblok. Het middelste mes heeft een lemmet van een centimeter of vijftien. Dat moet genoeg zijn. Ze draait om en beklimt de trap, haar borsten trillen bij iedere stap, haar billen doen mee. Ze is te mooi om waar te zijn. Ze kan aan elke vinger een man krijgen, ze kan van elke man een vinger krijgen, zijn mond, zijn lul, zijn kloten, zijn zaad.

 

Rating: 5 sterren
1 stem

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb