Pagina 69

Gepubliceerd op 9 juli 2022 om 21:58

Slaap en een constante staat van seksuele opwinding gaan slecht samen. ’s Avonds sterke koffie drinken staat slaap minder in de weg dan ongebreidelde geilheid. Het dekbed is een vrouw die tussen mijn benen kruipt, de koele dekbedhoes een hand die mijn borsten streelt. De beddenspijlen aan het hoofdeinde vormen de houvast voor mijn handen. Loslaten gaat gevolgen hebben. Vingers tintelen onbeheerst. Het zijn speurhondjes die weten waar de prooi te vinden is. Toegeven aan vingers is het lot uit handen geven. Mijn oksels zijn vochtig, een sterke transpiratiegeur dringt in mijn neus. Het gooit olie op mijn opwindingsgolven die af en aan spoelen. Met gestrekte tong kan ik mijn zoute oksels proeven. Er zijn alweer stoppels, hoe kan dat zo snel? De benen willen spreiden, de onderbuik vindt een dekbedplooi die ertoe doet. Het is een kwestie van beheerst schuiven. Schuiven doet snuiven, snuiven en zuchten. Weldra snakken. Dat komt, zover is het nog niet.

Vanwaar deze onaangekondigde hormonenstorm? Geen weerman of -vrouw die het erover had. Ze was er opeens toen ik in mijn bed kroop. Eerst als een briesje, aangenaam tintelend op en onder de huid, op sommige bekende plekjes iets scherper aangezet, als kriebeltje of prikje of stootje. Nog af te wimpelen met het rechttrekken van de nachtpon of wat krabbelen. Ik kon er nog redelijk geconcentreerd een boek bij lezen. Vraag me niet naar de titel, maar op pagina 66 van die roman startte een episode die er uiteindelijk voor zorgde dat ik het dekbed even opzij moest gooien. Het waren maar woorden natuurlijk, geschreven taal, dus waren de verschijnselen die mijn lichaam vertoonde des te opmerkelijker. Hoezo warm opeens, hoezo gevoelige harde tepels, hoezo jeuk tussen de benen? Alleen vanwege die scène in het boek, met als hoogtepunt wat gebeurde op bladzijde 69? Ik bleef hangen op die pagina, las zeker vier keer hoe de schrijver het vrouwelijke hoofdpersonage zich door een vreemde dame naar haar seksuele climax liet jagen. Mijn hand waarmee ik bladzijden omsloeg, zocht onwillekeurig mijn kut.

Na bladzijde 69 was de concentratie zoek. De innerlijke roerselen van de hoofdpersoon na de daad waren me worst. Haar geilheid was in mij gekropen. Het briesje was wind geworden, ik moest me vasthouden, mezelf vooral. In tegenstelling tot mensen die zich voorbereiden op storm met regenkleding en laarzen ontdeed ik me juist van textiel. De nachtpon slingerde ergens op de grond als een vod dat er niet meer toe deed. De hand die de weg naar onderen had gevonden rook scherp en kruidig. Tegen beter weten in wachtte ik in het donker op de slaap die niet zou komen.

Zeker al een uur vecht ik tegen oerkrachten, een orkaan van de eerste categorie die maar een ding wil, mijn handen naar mijn kut toewaaien. Mijn vingers omhaken de beddenspijlen nog slechts met topjes en nagels. Ik zet mijn tanden in het dekbed en kreun onafgebroken. Het huilen van de wind. Het katoen dat langs mijn schaamspleet schuift, voelt nat. Warm en nat, glad en nat. Als het onvermijdelijke dan gebeurt, als mijn armen omlaag schieten, weet ik alsnog uitstel te creëren door vliegensvlug op mijn buik te draaien. Mijn borstenbarricade vangt de handen af. Er is protest van het onderlijf, vooral de kont roert zich als een losgebroken merrie. Van de weeromstuit laat ik een wind. Het kussen beneemt me de ademtocht die rasperig in- en uitstroomt. De tieten duwen de vingers in het matras. Ze ondernemen halfslachtige pogingen tot tepelknijpen.

Dan is er die mond die zich eerst vastzuigt op mijn omhooggestoken linkerbil, dan de rechter en vervolgens eigenstandig nader verkennend onderzoek pleegt in erogene zones. Ik weet wie dat is, wie dat doet, het kan niet missen. Bladzijde 66 tot en met 69 waren haar niet genoeg. Ze blaast over mijn reet, gebruikt haar tong, lippen en vingers. Zij wel verdomme. Ze heeft een beweeglijke tong die diep kan.

Met opzij gedraaid gezicht gaat ademhalen makkelijker. Dat moet wel, want er is steeds meer zuurstof nodig om dit stormgeweld te kunnen trotseren. Zweet drupt op het kussen, borsten plakken aan handen die zich toch weten te bevrijden. Daar waaien ze, alsnog omlaag, de ribben langs, de put van de navel, regelrecht het oog van de cycloon in. Het is een glijbaan met knopjes en lipjes en flubbertjes. Vingers dringen onbeheerst het kolkende gat in. Er zijn smakkende geluiden onder, snakkende geluiden boven.

Even is er rust, pauze, het oog van de orkaan. Ik draai op mijn rug. Het zuurstofgehalte moet op peil gebracht. Ik hoor haar ongeduldig roepen hoor, het druppende en onverzadigbare vrouwtje tussen mijn benen, maar ze moet haar plaats weten, ze is slechts onderdeel van een groter geheel. Ik lik mijn handen en proef haar ranzig geil. Mijn handen rusten op borsten die trots meebewegen met mijn ademhaling. Dan schuiven ze weer omlaag, de middelvinger rechts voorop geflankeerd door wijs- en ringvinger, de duim op het knopje van genot, de pink onbeholpen meebewegend langs de rechter schaamlip. De andere hand vol op de omhooggetrokken linkerbil. Daar is ze weer, de vrouw uit het boek die diep tussen mijn benen haar zuigende werk verricht. En ze kan het hoor, ze is heftig, heftiger nog dan in het boek op bladzijde 66, 67, 68 en 69. Als ze opkijkt - haar kapsel warrig, haar wangen rood, haar lippen nat – geef ik haar het seintje. Haar glimlach is verlegen en onzeker, maar ze begrijpt wat ik bedoel. Samen lezen we bladzijde 69. En het is weer verrassend mooi.

Rating: 5 sterren
1 stem

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.