Joost stond in de woonkamer toen de bel ging. Het was een zonnige dag in maart, de lente klopte op de poort. Er stond niemand voor de deur toen hij opendeed. Nou ja, er zat een hond, een Ierse setter met lange haren die rood opgloeiden in de lentezon. Maar geen mens te zien.
‘Geen baasje?’ vroeg Joost aan de hond. Die draaide zijn kop scheef, maar antwoordde niet.
Joost besloot de deur te sluiten en door te gaan met waarmee hij bezig was. Nog maar net stond hij in de woonkamer of de bel klonk opnieuw. Wat was dit, een belletjetrekker?
De setter zat nog net zo voor de deur als een halve minuut daarvoor. Hoewel Joost niets uitsloot, leek het het hem onmogelijk dat een hond op de bel kon drukken.
‘Als jij het niet was, wie dan wel?’ vroeg Joost zich hardop af. De hond keek verwachtingsvol naar hem op. Maar een antwoord kwam er niet.
Weer sloot Joost de voordeur. Dit keer bleef hij erachter wachten om hem meteen open te kunnen trekken als de belletjestrekker toe zou slaan. Er gebeurde niets. Toen Joost terug was in de woonkamer keek hij uit het raam om te zien of de hond er nog zat. En dat was zo. Geduldig keek het beest naar de dichte voordeur. Joost haalde zijn schouders op, hij wist niet wat hij met de kwestie aanmoest. Niets eigenlijk, bedacht hij, het was zijn hond niet, en als de bel nogmaals ging zou hij die gewoon negeren.
Juist toen hij dat dacht, ging de bel, snerpender dan hij ooit had geklonken.
‘Verdomme,’ mompelde Joost en liep toch weer naar de gang. De hond zat er net als de vorige keren, geduldig wachtend. Waarop?
‘Nou,’ zuchtte Joost, ‘kom dan maar even binnen.’ En alsof de Ierse setter hem begreep, glipte hij langs Joosts benen de gang in.
‘Wil je water?’ vroeg Joost, maar wachtte het antwoord niet af. In de keuken vulde hij een soepbord met kraanwater. De hond keek verwachtingsvol omhoog en viel meteen op het water aan toen Joost het op de grond zette.
‘Aha, dus daarom belde je aan.’ Joost streelde de zachte vacht van het dier. Het water was in een mum van tijd opgelebberd.
‘Nog een beetje?’ Opnieuw vulde Joost het bord met water. Toen hij zich omdraaide, schrok hij verschrikkelijk. Waar de hond had gestaan stond nu een vrouw, een naakte vrouw, met haar zo rood als van een Ierse setter. Ze lachte dankbaar, pakte het bord van Joost over en dronk het water gulzig op.
‘Wat, hoe, hè?’ Joost was wel eens duidelijker geweest in zijn uitingen.
De vrouw knikte en zette het bord op het aanrecht. ‘Ja,’ zei ze, ‘en ik ben een teefje.’
Bij het woord ‘teefje’ draaide ze wild met haar ogen. Vervolgens pakte ze Joost bij de hand en trok hem mee de woonkamer in. Daar knielde ze neer op het Perzisch tapijt en maakte behendig en snel Joost broek los. Zijn spijkerbroek sleurde ook zijn onderbroek mee omlaag. Daar stond hij dan, naakt van onderen, met een onbeholpen, maar toch ook fiere erectie.
‘Ik doe het graag op zijn hondjes, is dat voor jou ook oké?’ vroeg de dame.
Zonder het antwoord af te wachten draaide ze Joost kut en kont toe en steunde haar bovenlichaam op haar armen. Haar borsten schommelden in de lentezon.
De grip op de realiteit was Joost enigszins kwijt. Eigenlijk kon hij maar een ding doen, en dat deed hij. Hij liet zijn pik liefdevol naar binnen glijden.
Woef, dacht hij.
Reactie plaatsen
Reacties