Sigaren en cognac

Gepubliceerd op 1 september 2022 om 07:58

Ze waren met zes, zonder uitzondering in donker kostuum, variërend van donkerblauw tot antracietgrijs. Bijpassende stropdassen. Witte overhemden. 

 

De lucht was zwaar van sigarenrook en cognac. Als ze spraken, ieder met een zware bas, scheen de ruimte te klein voor het geluid. De deur, het raam en de muren leken naar buiten te bollen. Er was geen ruzie, het was hun normale volume. 

 

Ik stond zonder te bewegen verdekt opgesteld in een hoek van de schemerachtige kamer en hield de glazen in de gaten. Naar voren kwam ik alleen als het niet anders kon. Als een van de zes zijn glas in één teug achteroversloeg. Als een van de zes tevergeefs aan zijn sigaar zoog. Dan kwam ik met de fles of met het vuur. Rustige rokers zijn geen onruststokers. Ferme zuipers geen onderkruipers. Als ik in beeld kwam draaiden hun ogen naar mij, twaalf glanzend witte oogbollen, waarvan zes verscholen achter glas in zware monturen. 

 

Zoals ze daar met zijn zessen rond de tafel zaten viel niet eenvoudig te ontdekken welke hiërarchie er heerste. Toch was er een die de leiding had. Hij was als eerste aanwezig geweest. Dat was ook degene die met meneer Terlingen de afspraken had gemaakt. Meneer Terlingen op zijn beurt had mij gebeld. Zijn uitleg was kort, ik hoorde hem nauwelijks twee minuten aan, waarna ik ja zei. Ik wist waaraan ik begon, ik had vaker klussen voor meneer Terlingen gedaan. Hij wist wat hij aan mij had en ik wist het van hem.

 

Ongeveer een half uur voordat het gezelschap verwacht werd, arriveerde ik. In de keuken kleedde ik me om waar meneer Terlingen bij was. Hij bekeek me kritisch, van top tot teen, voor en achter, en knikte vervolgens zuinigjes. Meneer Terlingen toonde nooit uitgesproken tevredenheid. Maar ik wist dat hij meer dan content met me was. Dat mocht ook wel voor het geld dat hij me betaalde. Ik zou hem niet beschamen, ik zou ervoor zorgen dat hij steeds bij me terecht kon voor dit soort klussen. Cognac en sigaren, zo heette het in mijn administratie. Die kende ook andere categorieën: wijn en sigaretten, bijvoorbeeld, of bier en bitterballen. 

 

Ik schoot naar voren voor opnieuw een leeg glas. Niet alleen de glazen raakten leeg, in mijn hoekje stonden al twee lege cognacflessen op de grond. Routinematig streek ik lucifers langs het doosje en hield ze voor gedoofde sigaren. Bolknakken waren het, Cubaanse dingen, het gloeien van de punten ging gepaard met naar binnen gezogen wangen. Over de kersenhouten tafel hing een mist van sigarenrook.

 

Het seintje van de voorzitter was subtiel, een opgerichte wijsvinger, net boven het tafeloppervlak. Resoluut stapte ik naar voren in de ongemakkelijke stilte die heerste na het rumoer van zes door elkaar bassende stemmen. Buiten reed een bus voorbij. Het rinkeltje van een tram klonk. Mijn handen waren leeg dit keer, droegen geen fles of lucifers, maar rustten op elkaar tegen mijn schoot. Links op rechts, zoals ik gewend was. Hier en daar werden stoelen achteruit geschoven. De voorzitter stond op. Alle blikken waren op hem gericht toen hij mij naderde. Recht voor mij ging staan.

 

Vlezig. Dat was wat ik dacht toen ik hem in zijn gezicht keek. Vlezige wangen, robuuste neus, geprononceerde kin, vlezige lippen. Dikke nek. Het boordje van zijn overhemd knelde eromheen. Het afdoen van zijn stropdas zou verlichting bieden. Maar ik liet mijn handen rusten op mijn onderbuik. Probeerde zo neutraal mogelijk te kijken. Zijn zoekende ogen waren rood doorlopen - van de drank, van de rook, wie zal het zeggen. Beide waarschijnlijk.

 

Hij stond zo dicht op dat ik zijn cognacadem ruiken kon. En er was een vleug aftershave: zoet, kruidig, aangenaam. Dankzij mijn hakken waren we even lang. Ze maakten me misschien wel tien centimeter langer. Bijna onmerkbaar schoven ze iets opzij. Zo, met de dijen wijder, stond ik steviger, rechter op, fierder.

 

Hij bewoog naar voren, zijn wang schurend langs de mijne, mijn oor bij zijn mond. Warme adem vulde mijn gehoorgang. Al sprak hij fluisterend, de anderen konden hem ongetwijfeld horen.

‘Ik...’ Hij haalde adem. Misschien was hij zijn tekst kwijt? 

‘Ik wil u behagen. Ik zal u. Behagen.’

Zijn gezicht was weer voor me, we stonden neus aan neus. Zijn ogen knipperden in slow motion. Toen liet hij zich op zijn knieën zakken, tilde mijn rok omhoog en stak zijn hoofd eronder.

 

Het viel niet mee onbewogen naar de muur tegenover me te staren, zoals ik me had voorgenomen. Ik stelde me de vlezige lippen voor en de naar cognac en sigarenrook ruikende tong. Het was vies en het was lekker. Zijn hoofd duwde tegen mijn handen die nog steeds vredig tegen mijn rok lagen. Hoe lang nog?

 

Zijn kop kwam vuurrood naar boven gedraaid weer tevoorschijn. Met kinderlijk dankbare uitdrukking, haast. De mond met de vlezige lippen stond onnozel open. Hij hijgde.

‘Dank,’ fluisterde hij en greep mijn handen om er een kus op te geven. 

 

Zijn plaats werd ingenomen door een van de brildragers, de ogen achter glas onzeker op mij gericht. Er lag as op zijn revers. 

‘Laten we van elkaar genieten,’ zuchtte hij. 

Nu het nog kan, dacht ik erachteraan. Ik keek omlaag hoe brillenmans onder mijn rokje dook. Zijn warme adem streek langs mijn dijen, een warme luchtstroom, alsof er een straalkacheltje brandde. Nog geen vijftien seconden verbleef hij in het donker.

 

De derde, een lange kerel in een stemmig blauw pak, een duur kostuum zo te zien, had zijn sigaar meegenomen. 

‘Als jij mijn sigaar zuigt, dan lebber ik jouw cognac.’ 

Met zijn lach en mimiek vet aangezet, drukte hij de natte sigarenstomp tussen mijn lippen en dook omlaag. Wat hij onder mijn rok deed, maakte dat ik diep inhaleerde. Een zware golf rook drong mijn luchtwegen binnen, een vinger mijn schede.

 

Als een rokende imker dook de volgende met dampende bolknak onder, zonder aarzeling, recht op het doel af, tong door de kier. Lebberend, soppend, smakkend. Gênant, maar realiteit. Elke aanwezige had te dealen met het rumoer van dit varken dat beestachtig door de ruif slobberde. Het rugpand van zijn colbertje stond strak van de gespannen romp eronder. Vanonder de rok steeg een surrealistische rookwolk omhoog. Er was daar hitte, er brandde iets.

 

Nummer vijf had een knikje van de voorzitter nodig om in beweging te komen. Hij zuchtte diep, legde zijn bril op tafel, leegde zijn glas in één teug en zette het onzeker neer. Terwijl hij vanachter de tafel onvast de ruimte door slenterde, hield hij zijn blik op mij gericht. Op anderhalve meter afstand hield hij halt en bracht zijn hand naar zijn gulp. Het geluid van de zippende rits sneed door de stilte. Zijn hand gleed naar binnen.

 

‘Uh uh.’ De voorzitter kwam overeind met opgestoken vinger. 

‘Laat dat, Sjors, je kent de regels!’

‘Dan niet.’ 

Zonder zijn gulp te sluiten kwam Sjors naderbij.

‘Elk gat, schat, elk gaatje.’ Hij hikte, hurkte en viel achterover. Ik stak hem mijn hand toe, trok hem overeind en ritste zijn broek dicht. Wat een kind.

 

Toen was daar de zesde, de laatste. Hij zweeg, deed alleen. Mij ronddraaiend om mijn as op mijn fragiele stiletto’s, mijn rok met een ruk omhoogtrekkend, twee klinkende petsen op mijn blote billen gevend. Grommend omlaag buigend om gulzig mijn naad in te duiken en mijn aars te likken. 

‘Als het moet, dan vreet ik je op,’ klonk zijn stem gesmoord.

Van de tafel klonk zowel instemmend als afkeurend gemurmel. Hoe het ook zij, dit deel was gedaan.

 

Alsof het zo afgesproken was, kwam op dat moment meneer Terlingen binnen. Hij kuchte achter zijn hand.

‘Terlingen?’ De voorzitter keek mijn opdrachtgever hoopvol aan.

‘Ik kom melden, meneer, dat het bed klaar staat, het gestreken onderlaken staat strak, de radiator is opengedraaid. Het is er 22 graden.’

De voorzitter knikte. Opgelucht leek het wel.

Terloops gaf meneer Terlingen mij zijn knikje. Ik handelde volgens afspraak, knoopte het zwarte bloesje los en liet het van me afglijden, ritste de rok los en liet hem vallen. Met zes paar ogen op me gericht verliet ik de ruimte en besteeg in de gang het smalle steile trapje naar boven.

 

Het strakke blauwe laken had iets van een wateroppervlak zonder deining. Het katoen voelde koel en rook naar wasmiddel. Ik schopte mijn schoenen uit en wachtte op het gestommel dat weldra op de trap te horen zou zijn.

 

 

Rating: 5 sterren
1 stem

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb