De nimfenvanger

Gepubliceerd op 5 juli 2022 om 18:45

Buienradar loog dat het droog bleef: ik was nog niet op de helft van mijn half uur durende fietstocht toen de bui losbarstte. Mijn regenpak lag thuis en de jas die me verkocht was als waterdicht absorbeerde elke druppel en kon niet voorkomen dat er waterstraaltjes via mijn nek over mijn rug begonnen te stromen. Mijn halflange haar plakte piekerig in mijn gezicht en mijn jeans kleefde aan mijn dijen. Teruggaan was geen optie, doorfietsen eigenlijk ook niet. Ik deed het gewoon, blik op oneindig, verstand op nul.

Nergens langs het fietspad door de duinen was een plek om te schuilen, ik was overgeleverd aan de elementen, in het bijzonder het water. Al fietsend zou ik verzuipen, ook al had ik diploma A,B en C. Met al dat verzamelde water in mijn kleren voelde ik me kilo’s zwaarder, ik vreesde voor mijn telefoon die in mijn binnenzak zat. Dit was de onderwereld, ik waterfietste door de Styx. Ik durfde niet te denken aan de afspraak die ik over een uur zou hebben met een nieuwe opdrachtgever. Ik zou in haar sjieke kantoor nattigheid nalaten die alleen met een flinke dweil verwijderd kon worden.

Op het moment dat de wolk boven mijn hoofd zich nog wat krachtiger uitkneep, zag ik het lichtje tussen de bomen, een meter of vijftig rechts van het fietspad. Ik kneep in mijn remmen, mijn fiets kwam knarsend tot stilstand. Besluiteloos bleef ik staan. Wat moest ik met een lichtje langs de kant van de weg? Droogde ik daarvan op? Zat daar iemand te wachten met een pakketje warme kleren en een regenpak, zodat ik als herboren verder kon rijden? Ik weet niet wat ik dacht, het enige wat telde, leek wel, was mijn behoefte aan droogte.

Het was een bouwkeet van het duinbeheer, een pipowagen. Uit de pijp op het dak kwam rook die door de regen meteen neersloeg. Achter de natgeregende ramen zag ik beweging. Ik tikte op de ruit en liep naar de deur die vrijwel meteen openging. In de deuropening stond een vrouw in een korte gewatteerde jas met eenzelfde embleem als op de bouwkeet stond. Ze wenkte.

Druppelend beklom ik het trapje en bleef aarzelend op de drempel staan.

‘Kom verder.’ Haar stem was stellig maar vriendelijk. Ze had donker haar in een paardenstaart.

‘Ik ben nat,’ liet ik overbodig weten.

‘Goh,’ zei ze en lachte.

De keet was eenvoudig, maar doeltreffend ingericht: een tafel met vier stoelen, een plafondlamp en een eenvoudig keukenblokje. Achterin loeide een houtkachel. Het was aangenaam warm binnen.

‘Zal ik wat uitdoen?’ vroeg ik naar de bekende weg.

‘Lijkt me handig. Hangen we de boel hier bij de kachel. Wil je thee?’

Ik wilde niets liever dan hete thee opdrinken bij een warme kachel. Me uit mijn natte jas pellen viel niet mee. De trui eronder was trouwens net zo zeiknat.

De vrouw van het duinbeheer schonk een mok thee in en schoof een openstaande koektrommel vol speculaasjes mijn kant op. Ze schudde haar hoofd.

‘Luister, lieverd, ik zou al die natte zooi maar uittrekken, zo te zien is er geen vezeltje meer droog. Kijk, hier boven de kachel is een lijntje gespannen, daar hangen we alles op.’

Al die natte zooi? Dat was wel erg rigoureus. Ik schopte mijn schoenen uit en liet mijn sokken volgen.

‘Broek, trui, de hele rataplan. Je hoeft je voor mij niet te schamen.’ Ze trok haar jas uit. ‘Hier, trek die maar aan.’

Even later zaten we aan de thee, aan weerszijden van de tafel. Mijn plunje hing boven de kachel, het zou uren duren voordat het droog zou zijn. Ik droeg haar gewatteerde jas over mijn blote huid, en over mijn dijen lag een oude theedoek als schaamlap, omdat ook mijn onderboek niet gespaard was gebleven. 

Babet heette ze, ze gedroeg zich als mijn moeder, hoewel ze misschien een paar jaar ouder was dan ik. Ze blies de damp van haar thee.

‘Beter zo? Neem nog een speculaasje.’

Ik was er veel beter aan toe dan een kwartier daarvoor. Het was behaaglijk, de thee was fijn en Babet zorgzaam. Ik veegde mijn vochtige haar uit mijn gezicht.

‘Wie gaat er dan ook fietsen met dit weer.’

‘Buienradar zei…’

‘Ach, wat weet buienradar van het echte weer. Kijk naar de lucht, kijk naar de wolken. Tien keer beter dan buienradar.’ Ze nam een slokje thee, ik volgde haar voorbeeld.

Babets ogen waren donkerbruin, evenals haar wenkbrauwen. Het maakte haar blik indringend, een beetje streng. Het bevestigde haar manier van praten, directief en betogend. Als ze zei dat je je natte kleren moest uitdoen, dan deed je dat gewoon. Onder haar wakend oog had ik me uitgekleed. Ze had me even van top tot teen opgenomen alvorens me haar jas aan te reiken. Vervolgens drapeerde ze mijn plunje over het lijntje boven de kachel. Detail: mijn slipje keerde ze binnenstebuiten en trok het kruis strak tussen haar vingers alvorens het op te hangen.

De jas was wat kort, de theedoek een oplossing. Ze stak hem me zwijgend toe, een flauwe glimlach om de lippen. Haar mond had brede, licht wijkende lippen die witte tanden onthulden. Ze zette ze aan de rand van haar beker en nipte eraan.

‘Werk je voor het duinbeheer,’ vroeg ik.

‘Voor de universiteit. Ik doe onderzoek, ik observeer.’

‘O, wat?’

‘Ze zeggen dat hier bosnimfen zijn, duinnimfen eigenlijk.’

Nimfen? Dat waren toch mythologische figuren? 

‘Ik weet wat je denkt, bosnimfen zijn hersenspinsels van de mens, van schrijvers uit het oude Griekenland. Maar talloze onderzoeken tonen aan dat nimfen wel degelijk bestaan. Waternimfen, bosnimfen, moerasnimfen, duinnimfen.’ Ze klonk alsof ze het over een pas ontdekte diersoort had.

‘En?’ vroeg ik, ‘komen ze hier voor?’

Ze boog zich voorover, haar ogen waren vlak bij die van mij, ze sperde ze open.

‘O, ja, Renée, het stikt hier van de nimfen. Daar is geen twijfel over.’ Haar stem was schor, alsof de uitkomst van haar onderzoek haar emotioneerde.

Toen ze weer achterover leunde,streek ze haar overhemd met het embleem van het duinbeheer glad door over haar borsten te strijken. Haar tepels staken door de stof.

‘Kan ik hier ergens plassen?’ vroeg ik. De kou van de regen en de plens thee hadden effect op de blaas.

‘Ja, buiten, Renée, één groot toilet, doortrekken niet nodig.’

Ik begaf me naar buiten met achterlating van de theedoek en hurkte op een luw plekje naast de keet. Met het water uit een constant stromend regenpijpje spoelde ik me schoon. Toen rende ik weer naar binnen.

Babet zat niet op haar plaats, sterker nog, ze was nergens te bekennen. Opeens zag ik het, het openstaande luik achter de tafel. Er gaapte een donker gat waarin nog net de bovenste treden van een trap waren te zien.

‘Babet?’ riep ik naar beneden.

Treetje voor treetje daalde ik de trap af, eerst op de tast, lager, meer gewend aan het weinige licht, op de contouren van de ondergrondse verdieping. Ik zag waxinelichtjes branden in nisjes in de muur en zag dat Babet er nog meer aanstak. Gaandeweg ontvouwde zich een ruimte, wonderlijk groot, met strakke muren waarlangs de vlammen dansten. Nooit had ik kunnen vermoeden dat zich onder de pipowagen zo’n kamer bevond. Toen mijn ogen echt aan de donkerte waren gewend zag ik dat Babet naakt was. Ik keek haar op de rug en zag hoe de kromming van haar ruggenwervel eindigde op haar stuit en hoe zich daar de rondingen van haar billen openbaarden. Haar benen waren lang en slank.

Het was er warm, warmer nog dan boven waar de houtkachel loeide, en het rook er, afgezien van de kaarsjes, naar honing en kokos. Babet had zich omgedraaid. Haar borsten hadden grote bruine tepels en waar haar benen en onderbuik bij elkaar kwamen vertoonde zich een gelijkbenig driehoekje van donker haar. Ze was mooi zonder perfect te zijn. Zonder gêne liet ik Babets jas van mijn schouders glijden. Ik wilde net als haar zijn, naakt en kwetsbaar, erotisch en sensueel, verleidelijk en aantrekkelijk, gewoon zoals een vrouw in essentie kan zijn. 

Tussen ons in stond een eenvoudige stoel met een houten zitting, zo een die we vroeger thuis ‘koudebillenstoel’ noemden. Over de rugleuning hing Babets kleding, bovenop een zwarte beha en een zwart slipje. Ik pakte de beha en bracht hem naar mijn mond. Ik beet in de ene cup, en likte aan de andere. Babet keek toe. Ze zweeg, ze stond stil, in haar hand een lucifersdoosje dat een beetje openstond. Langzaam schoof ik de beha over mijn gezicht en langs mijn hals. Terwijl ik Babet aankeek, liet ik de  bollingen van de cups langs mijn tepels gaan en langs de onderkant van mijn borsten. Centimeter voor centimeter nam ik het ondergoed mee omlaag, zette mijn benen wat verder uit elkaar en duwde het tegen mijn kruis, schuurde het tussen mijn benen, de linkercup, de rechtercup, de bandjes. Babet bewoog haar hoofd, het leek schudden, maar dat was het niet. Het leek een reflexmatige beweging die ze niet kon stoppen.

Toen nam ik haar slipje, bracht het naar mijn gezicht en wreef de stof erover van boven naar beneden. Ik vouwde het open en rook diep aan het kruis, ik beet erin en likte eraan, omstandig en vulgair. Het was op dat moment dat Babet een kreetje slaakte. Bescheiden en verrassend tegelijk. Haar mond stond open, ze leek hem niet meer te kunnen sluiten. Met mijn ogen dicht wreef ik het broekje over mijn borsten, over mijn buik en tegen mijn schaamlippen. Toen ik omlaag keek, zag ik hoe mijn vocht op het textiel was achtergebleven. Zo was het dus met me gesteld. Nog steeds leek Babet aan de grond genageld.

Zij speelde een spel, ze was er de persoon niet naar om de teugels te laten vieren. Hooguit stond ze perplex van de rol die ik durfde te nemen. Eventjes maar, want vervolgens herpakte ze de regie. Vanuit mijn ooghoeken had ik de massagetafel al zien staan. Het was vanzelfsprekend dat ik daarop zou belanden. Het wachten was op Babets seintje. Nadat ze haar mond toch gesloten had en had gezien hoe ik haar lingerie nonchalant uit mijn handen had laten vallen gaf ze me een streng knikje. Ik voelde me een circushondje dat plaatsnam op een omgekeerde emmer en op haar achterpoten moest staan.

Daar lag ik, op mijn buik, wachtend als een patiënt op de operatie, de chirurg aan mijn zijde, mijn lot in haar handen. Ze spoot olie op mijn rug, billen en achterbenen en smeerde het met warme zachte handen uit over de lengte en de breedte, van mijn voetzolen tot mijn haargrens, van schouder tot schouder, van heup tot heup. Ik sloot mijn ogen en liet haar begaan. Ze bestreek elk plekje, elke vierkante centimeter, de hobbels en de bobbels. Subtiel liet ze haar handen wegglijden tussen mijn benen, de kuiten, de knieën en de dijen, om zomaar te belanden in erogene zones.

Babets stem vlakbij bezorgde me kippenvel.

‘Verse granen, zoute tranen, nymfowanen, nymfomanen,’ kreunde ze, terwijl ze krachtig haar hand in mijn kruis duwde. Ik hapte naar lucht en kneep mijn ogen dicht. Haar vingers maakten knedende bewegingen. Waar was ik beland? Waarom was ik niet gewoon doorgefietst, zeiknat en koud tot op het bot, verzopen in de rivier de Styx. Ai, ze deed het weer, met voelende vingers mijn kutje knijpen.

‘Nymfowanen, nymfomanen, schedetranen.’ Hees gefluister, heftig grijpen, wilde vingers.

‘Omdraaien,’ siste ze.

Ik kon niet anders, ik moest wel.

De massagetafel kraakte toen Babet op me klom. Haar losgemaakte haren bedekten ook mijn hoofd, ze rook naar shampoo met honing en kokos. Heel kalm gleed ze over mijn geoliede lijf, borst over borst, buik over buik, been over been. Mijn handen streelden haar onderrug, daar waar de bolling van haar achterste begon. Haar onderlijf zakte op de tafel toen ik mijn benen spreidde, haar onderbuik gleed over mijn onderbuik, haar schaamhaar schurend. De felheid zat in haar warme open mond, waarmee ze me hartstochtelijk en nat kuste, op mijn mond en alles er omheen, zelfs mijn neus en oren nam ze mee. Ze stak haar tong in mijn gehoorgangen en neusgaten, ze beet in mijn oorlellen en het puntje van mijn neus.

Heel even hield ze in en tilde haar hoofd op, ze grijnsde me toe. 

‘Ik vang jullie allemaal, jullie nimfen, in de bossen, in de duinen, langs de zee. Jullie zijn heerlijk, stuk voor stuk.’

Het gaf de indruk dat de situatie waarin ik beland was, niet zo uniek was als ik dacht. Jullie nimfen? Hoeveel had ze er al gehad voor mij? Hadden ze allemaal hier op hun rug gelegen met Babet bovenop zich? Babet die zich nu al likkend en kussend omlaag begaf om God weet waar te belanden? Ze passeerde mijn borsten al tepel zuigend, bedekte mijn borsten met zoentjes, vervolgde haar weg over mijn buik, via de navel tot op mijn onderbuik, tot aan de onderkant van mijn onderbuik.

Alvorens aan te vallen op het sublieme en ultieme tilde ze haar hoofd weer op.

‘Voor wie in hemelsnaam scheer jij je kut?’

Ze wachtte het antwoord niet af, maar dook erop.

Als bevoorrechte vrouw mocht ik het ondergaan, het genot van de frontale aanval op mijn poes. Babet bleek een kei het prikkelen van de gleuf met de mond. Om eerlijk te zijn had ik dat meteen al gedacht toen ik de pipowagen binnenstapte. Ik dacht: die kan dat. En ook: die heeft dat vaker gedaan. Ik weet het, het zijn onzinnige gedachten, maar ik denk het vaak. Soms denk ik ook: nee, zij heeft er nog nooit een gelikt, zij weet niet wat het is. Niet dat het een must is natuurlijk, je kunt goed leven zonder. Of ik het kan en doe?

Ik wist dat ik het moest doen voor ik mijn climax zou bereiken, want als ik eenmaal dat station was gepasseerd nam de lust tot beffen snel af. Dan koesterde ik mijn eigen gevoelens en wilde tot mezelf komen, de zalige emotie vasthouden die zich vanuit mijn kruis als een warme gloed door de rest van mijn lichaam verspreidde. Gelukkig begreep ook Babet de juiste timing. Zij mocht onder en ik mocht boven. Ik duwde mijn hoofd in haar kruis en baggerde met mijn tong door haar spleet. Slim als ik was, positioneerde ik mijn heerlijkheidje boven de wellustige mond van Babet. Daar gleden we, de bosnimf en de duinnimf, over de geilheid die blijheid geeft. Babets zilte smaak dreef me tot waanzin.

Nadat alle waxinelichtjes waren uitgeblazen dronken we boven opnieuw een kop thee. Mijn kleren waren nog vochtig, dus ik zat naakt aan de tafel.

‘Jullie komen af op het licht,’ verklaarde Babet, ‘als nachtvlinders, als spekvreters.’ Ze zat nog in haar nimfebubbel.

‘Ik ben geen nimf, hoor,’ sputterde ik.

‘O, nee, hoe weet je dat?’ Ze klonk best agressief.

En ja, waarom was ik geen nimf?

Op mijn telefoon, die wonder boven wonder heel was gebleven, las ik een bericht van de nieuwe opdrachtgever. Ze had gelukkig niet vergeefs op me zitten wachten, maar was zelf vast komen te zitten in een file op de A12. Of ik de volgende dag in de herkansing wilde. Dat wilde ik.

Ik kuste Babet, ze grijnsde breed.

‘Proef ik daar mijn kut?’ 

Ik proefde juist de mijne.

De volgende morgen parkeerde ik bij het kantoor van de opdrachtgever, een organisatie ter preventie van analfabetisme. De fiets had ik wijselijk thuisgelaten, hoewel dit keer de zon scheen.

Ik moest op de tiende verdieping zijn en nam de lift.

Ik zag haar meteen toen de deuren openschoven. Ze was het, ze moest het zijn, hoewel ze totaal andere kleding droeg.

‘Hallo, ik ben Babs.’ Haar stem was het ook. Ze rook naar shampoo met honing en kokos. Ze droeg een parelketting en een dure jurk met een diep decolleté. De parels lagen bekneld tussen haar borsten. Grote donkere tepels, dacht ik, en bruin, bijna zwart schaamhaar. Op haar bureau stond een bronzen beeldje van vrouwelijk naakt, ik kon mijn ogen er niet vanaf houden.

‘Een bosnimf,’ zei de vrouw.

‘Prachtig,’ zei ik.

‘Val je op vrouwen?’ vroeg ze.

Ik lachte. 

Ze lachte terug.

Je bent het, dacht ik.

 Ze pakte de telefoon.

‘Trudy,’ zei ze in de hoorn,  ‘ik wil het komende uur niet gestoord worden.’

Rating: 0 sterren
0 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

RedRopes
2 jaar geleden

Klasseverhaal weer Vanille.