Schimmen najagen

Gepubliceerd op 8 september 2022 om 09:27

Ik was de blauw-zwarte mountainbikester vaker tegengekomen in de bossen van Elspeet. De mond open, de ogen achter de glazen van een fietsbril gefocust op het karrenspoor. Ze groette niet, ze zwoegde en was in een zucht voorbij. Haar banden zoefden over het bospad.

 

Het mountainbikeparcours in dat bos was populair. Zeker in het weekend kon je er als vrouw alleen onbevreesd op de pedalen. Er waren genoeg andere fietsers. In mijn vriendenkring zaten geen mountainbikeliefhebbers, dus ik was, net als de blauw-zwarte schim die ik soms ontmoette, aangewezen op soloritten. 

 

Toen ik op een koude en sombere midweekse decemberdag uit bed rolde, vroeg ik me af of ik niet beter direct rechtsomkeert kon maken om mezelf diep onder het dekbed te verbergen en verder te slapen. Er zijn van die dagen die je niet wilt meemaken. Je bent bij het opstaan al down, en in de loop van de dag ontwikkelt zich een knoert van een depressie. 

 

Mijn psycholoog heeft mij geleerd dat je in gevallen van somberheid nooit moet toegeven. Je moet ertegen ingaan. Fuck it tegen zo’n dag zeggen. Jij bent de baas, jij neemt het heft in handen. Zo’n psycholoog heeft makkelijk praten, maar er zit wel een kern van waarheid in misschien. Dus wat ik deed, was standvastig en kouwelijk overeind blijven naast mijn zojuist verlaten bed, mijn heerlijke warme holletje onder het dekbed. In plaats van naar mijn bed te kijken keek ik uit het raam naar buiten waar het mistig was en miezerde.

 

‘Fuck it,’ zei ik met mijn slaperige stem, ‘fuck you, day!’

Het mag wonderlijk klinken, maar het hielp. En toen ik dat zo ervoer, durfde ik nog wel een stapje verder te gaan. Ik maakte gewoon een heerlijk bordje havermout met geprakte banaan. En ik smulde! Fuck you, day! Tijdens het eten bedacht ik dat ik lekker zou gaan crossen door het Elspeter bos op mijn mountainbike. Ook al was het dinsdag. Of woensdag. Of weet ik wat voor dag. Fuck you, day! Ik maak hier de dienst uit.

 

Natuurlijk had ik beter een half uurtje kunnen wachten om mijn havermout te laten zakken, want de eerste kilometers op de fiets leek het alsof de pap rechtstreeks mijn benen in was gelopen. In mijn boeren kwam de smaak van banaan naar boven. Dapper trapte ik door. Ik had deze in dichte mist gehulde dag eronder gekregen, dus dan konden de naweeën van een te gretig verslonden ontbijt er ook nog wel bij.

 

Na een minuut of twintig had ik mezelf aardig onder controle. In cadans danste ik op de pedalen. Het zicht was misschien vijftig meter. Mijn fietsbril had ik afgezet vanwege de druppeltjes die het kijken nog meer bemoeilijkten. Ik was op het moeilijkste gedeelte van de route, daar waar je én naar boven fietst én goed moet sturen vanwege de bochten. Je moet zolang je kunt in het zadel blijven; als je gaat staan kun je je krachten niet nog een keer opvoeren.

 

Het gebeurde vlak voor de top. Het pad verbreedt zich daar met een halve meter. Ik ploeterde aan de linkerkant, de kont stuiterend op het zadel. Ik had haar niet aan horen komen, maar de blauw-zwarte mountainbikester passeerde me rakelings op rechts. Ze zei niets, het enige geluid dat tot me doordrong was het rammelen van haar fiets en het zoeven van haar banden. Met enorme snelheid dook ze de diepte van de afdaling in.

 

‘Hé,’ riep ik nog, meer van schrik, dan dat ik iets wilde. Want ja, wat zou ik dan gewild hebben? In de sport geldt alleen winnen, dus wat mij te doen stond, was als een idioot de achtervolging inzetten. Sneller, veel sneller dan ik andere keren had gedaan sjeesde ik omlaag. Tussen de bomen, dwars door de mist, was het zicht hooguit twintig meter.

 

Het scheelde niet veel of ik was bovenop haar geknald. Ze stond beneden met haar fiets dwars over het pad, ik moest vol in de remmen.

‘Godver,’ vloekte ik.

‘Ben je daar eindelijk,’ klonk het enigszins smalend. Haar smoelwerk was ronduit arrogant. Het is dat ik enorm beheerst ben, anders had ik haar een douw van jewelste gegeven. 

‘Wedstrijdje? Of durf je dat niet aan?’ Ze draaide haar stuur bij, we stonden naast elkaar. In de startblokken. Op haar ‘GO!’ spoten we weg.

 

Ik liet me niet zomaar uitdagen, maar het was bij voorbaat al een ongelijke strijd. Voor me reed een gestroomlijnde atletica, een kundig coureur die het afsnijden van bochten beheerste als een volleerd messentrekker, die versnelde zodra het kon en alleen remde als het onvermijdelijk was. Mijn prestatie was niet meer dan volgen, in het wiel blijven en dus als een malle trappen, trappen, trappen. Ogen gericht op de zwarte streep modder die mijn uitdagers rug besmeurde, als een geroosterde uitwendige ruggengraat. Want een spatbord had ze dan weer niet. Wel strakke billen als aantrekkelijke uithangborden. Als was ik een oervrouw op jacht naar die kont, zo sloofde ik me uit om bij te blijven.

 

Waar we reden was me een raadsel. Om tijdens mijn buitensporige inspanningen ook nog op te merken hoe de route liep, ging net even te ver. De bomen van het bos hadden plaatsgemaakt voor een heideveld, steeds vaker sprintten we onevenwichtig door stukken mul zand. Godzijdank daalde het tempo en kon ik de fietsduivelin bijhouden. Maar veel langer moest deze uitputtingsslag niet duren. Ik reed op een bordje havermout met geprakte banaan, niet op een pan pasta.

 

Op een bepaald moment reden we zo rustig dat ik langszij kon komen en de gezichtsuitdrukking van mijn uitdaagster kon peilen. Ze vertoonde nauwelijks vermoeidheidsverschijnselen, ze leek niet eens te zweten.

‘Je rijdt knap,’ hijgde ik.

‘Ik hield me nog in.’

Welja, nog opscheppen ook. Maar ik geloofde haar, ze had meer in huis.

‘Ga je mee?’ zei ze. Ik voelde haar naar me kijken. Ze had meer in huis.

‘Waarheen?’

 

Het huis stond aan de rand van het bos. Haar huis. Huisje. Idyllisch. Op een plek waar we allemaal wel zouden willen wonen, bijna op de route van het mountainbikepad. We kwamen binnen in een schuur annex bijkeuken. De fietsen konden tegen een oud dressoir dat bezaaid lag met spullen: gereedschap, potten, pannen, plankjes, blikken verf. 

De vrouw zette haar fietshelm af. Lange strengen kastanjebruin haar vielen piekerig omlaag tot ver voorbij haar schouders. Ze had haar jackje losgeritst. Eronder droeg ze een vaal T-shirt dat nauwelijks sporen van transpiratie vertoonde. Ze oogde zachter zo zonder fanatieke sportersuitstraling, lief misschien wel, aardig in elk geval.

 

‘Thee?’

Ik knikte. Thee, water, koffie, whatever, als mijn dorst maar gelest werd.

‘Met wie heb ik eigenlijk van doen?’ vroeg ze terwijl ze gebogen haar schoenveters lospeuterde.

‘Hoe ik heet?’

‘Ik ben in elk geval Marthe.’ Ze schopte haar schoenen uit. Vervolgens sjorde ze haar fietsbroek omlaag en keek ik, of ik wilde of niet, tegen haar naakte onderlijf aan. Haar schaamhaar had dezelfde kleur als haar hoofdhaar.

Ik stotterde mijn naam.

‘Renée. Mooi, zo heette mijn oma ook.’ Ze ging doodleuk door met zich uitkleden. Jackje, T-shirt. En tot slot haar sokken. Dat was het dan. Ik stond oog in oog met een atletisch vrouwenlijf, alles strak en gespierd. Een hard lijf leek me. Op haar borsten en billen na misschien, die haar een natuurlijke wulpsheid gaven. Ik voelde afgunst. Maar ook opwinding.

 

Met het openen van de keukendeur gleed een warme gloed de bijkeuken in. Ik keek Marthe op haar naakte rug en billen. Haar haarlokken reikten tot over haar schouderbladen. Ze keek vrolijk achterom. Ik wist waarom. Ze had plezier over mijn verwarring en onzekerheid. Moest ik ook...

‘Als je mee wilt het huis in, dan moet je die natte zooi wel uitdoen, lieverd.’

Het klonk zo logisch, dat ik me stom voelde. Opnieuw zette ze me op mijn plaats. Zij was de baas. Vanzelfsprekend, zij woonde in dit huis.

‘Ik haal een badjas voor je.’

 

In Marthes afwezigheid pelde ik mijn plakkerige plunje van mijn bezwete huid. Dat mijn ongetrainde lijf niet kon tippen aan dat van Marthe was één ding, maar dat ik naar zweet rook, en die ochtend zo vanuit bed op de fiets gestapt was, zonder zelfs maar een washand of tandenborstel aan te raken, baarde mij zorgen. Ik was gewoon vunzig, een varken met een krulstaart. Maar zelfs die was vies. Mijn fietskleren lagen op de grond als een hoopje vuilnis.

‘Zo, trek maar aan, Renée. Lekkere tieten, zeg.’

Lekkere tieten? En dat zei die afgetrainde mountainbikester. Ik hulde me in de te krappe badjas. Net zo een als Marthe al aanhad. Haar zat ie als gegoten.

 

We dronken thee aan de wiebelige keukentafel, bliezen de damp van de glazen. 

‘Ik heb het bad aangezet.’

Bad? Wat bedoelde ze. Ik bedoel, ik weet wat een bad is, maar hoezo aangezet?

‘’t Is een groot bad. We kunnen er makkelijk samen in.’

Dat dus. Het was dat mijn kop nog knalrood was van het fietsen, anders had ze gezien dat ik moest blozen. Ik met haar in bad? Ik zat nooit in baden. Ik zat nooit in baden met anderen, mannen noch vrouwen.

 

We praatten over mountainbiken, dat zij trainde voor een of ander kampioenschap, dat zij vond dat ik goed reed, dat ik vond dat ik niet aan haar kon tippen, dat ze dat flauwekul vond. Ik bedoelde natuurlijk niet het fietsen, ik bedoelde haar atletische lichaam. Ik dekte me in voor een gezamenlijke badbeurt. Ik rook mijn eigen zweet. Ik zou het water bevuilen.

Ze gaf me ook nog een glas koud water, dat ik achter elkaar opdronk.

Ze knikte. ‘Je moet goed drinken, Renée.’

 

We liepen op blote voeten en in badjassen door de woonkamer. Het enige licht kwam van een brandende gashaard, het was er aangenaam warm, net als in de keuken. We belandden in een sfeervol verlichte badkamer waar een losstaand bad stond dat gevuld werd vanuit een koperen kraan. Het was er klam van het vocht, de spiegel was beslagen.

‘Doe de kraan maar dicht,’ zei Marthe die plaatsnam op het toilet en sissend haar blaas leegde.

Even later stonden we voor het gevulde bad vol warm helder water, naakt als Eva’s in het Hof van Eden. Marthe pakte mijn hand. De hare was heerlijk koel.

‘Zullen we?’ vroeg ze. Op de een of andere manier voelde het alsof we aan de oever stonden van een wild stromende rivier, terwijl het water zo glad was als een bergmeertje.

 

Als warm water je tot de nek omsluit, ben je haast terug in de moederschoot, veilig in de baarmoeder. We moesten dus wel een tweeling zijn, Marthe en ik. Maar we leken voor geen meter op elkaar. Je kunt wel van alles verzinnen over veiligheid en tweeling zijn, maar de werkelijkheid toont gewoon de waarheid. Twee verschillende vrouwen in een bad, vies van het mountainbiken, ontegenzeggelijk naakt, in broeierige sferen. Werden er bepaalde handelingen van mij verwacht? Marthe schoof haar voet tegen mijn kruis.

‘Sorry,’ zei ze. Alsof ze het meende. Ondertussen bleef die voet waar hij was.

 

‘Als ik vooroverbuig, kun jij dan mijn haar wassen?’

Marthe pakte de shampoo van naast het bad en liet zich vervolgens onderuitzakken met haar hoofd onder water. Het water klotste over de rand, haar voet drukte steviger in mijn kruis. Druipend en knipperend met haar ogen dook ze weer op, boog naar me toe, haar enorme bos kastanjebruine haar vlak voor mijn borst. Ik pakte de shampoo over, goot wat over Marthes hoofd en masseerde de massa, zodat haar lokken steeds witter werden. De geparfumeerde geur verspreidde zich zwaar door de badkamer. Marthe had haar handen op mijn flanken gelegd, tegen de ronding van mijn borsten. Lekkere tieten, had ze gezegd.

 

Met haar ingesopte hoofd dook ze weer onder om de shampoo uit te spoelen. Het wateroppervlak raakte bedekt met belletjes die zachtjes knetterend uiteenspatten. Het was een rare gewaarwording, het naakte lijf van Marthe onder water, haar lange benen gestrekt langs mijn heupen, schuddend met haar hoofd om de shampoo uit te spoelen, het water in beroering. Ze was een zeemonster, een met grijpende tentakels. Ze zou me naar de bodem trekken om me op te peuzelen. Dat leek me wel wat.

 

Nadat ook mijn haar gewassen was, nadat we elkaars borsten en tepels betast hadden, nadat we terloops elkaars vulva’s hadden gestreeld, nadat we elkaar hadden gekust en getongd - dit alles als opmaat naar iets groters, intiemers en heftigers - droogden we elkaar af met zachte handdoeken. Droog tot op zekere hoogte, want er was ook nat dat niet te stoppen viel. Ik volgde Marthe naar de slaapkamer waar een houten ledikant stond. Marthe kroop op het dekbed en bleef uitnodigend zitten op handen en knieën. Het zicht op haar intiemste delen ontroerde me. Wat durfde ze zich kwetsbaar op te stellen. Aarzelend boog ik voorover. Mocht ik dit doen? Kon ik het? Marthe keek achterom, een blik vol verlangen.

‘Toe maar,’ fluisterde ze.

 

Maar nee, zo ging het natuurlijk niet echt. De werkelijkheid was veel platter, simpeler en vooral droger. Natuurlijk was ik niet gaan mountainbiken. Het warme holletje van mijn dekbed was te aantrekkelijk geweest. Ik was er gewoon weer ingekropen, weg van mist en kou. Dan zijn er warrige dromen die je aantrekkelijke werelden voorschotelen. Spijtig genoeg word je dan vaak wakker op het moment dat het erop aankomt. En hoever ligt de wereld van de dromen van de echte wereld? 

 

Ik werd geil wakker. Zo scherp als in deze droom wordt het zelden. Dan kun je twee dingen doen: toegeven aan dat geile gevoel en de vingers aan jezelf slaan, óf de realiteit van het dagelijkse leven instappen. Uiteraard koos ik voor het laatste. Aan het aanrechtblad at ik een cracker met pindakaas. De mist was opgetrokken, een flauw zonnetje probeerde nog iets van de dag te maken. In de weerspiegeling van het keukenraam zag ik mezelf knikken. Ja, ik wist wat me te doen stond. 

 

Vijf minuten later zat ik op mijn mountainbike, op weg naar de route door de bossen van Elspeet. Mijn brandstof van een cracker met pindakaas mocht dan niet veel lijken, ik reed als een speer. Binnen de kortste keren vloog ik heuvel op, heuvel af en stuurde zonder te remmen door de scherpste bochten. Het was verre van koud, het zweet droop vanonder mijn fietshelm. Opeens zag ik haar, de blauw-zwarte schim, een meter of vijftig voor me. Zij was de reden waarom ik hier door het bos crosste. Ik kon haar roepen.

 

‘Marthe!’

Veel volume had ik niet. Ik hijgde haar naam meer dan dat ik haar riep. Ze reed niet zo hard als anders, ik kon dichterbij komen, ik zag de modder op de rug van haar blauwe jackje. Dat kreeg je ervan als je zonder spatbord reed. 

‘Marthe!’

Ze keek om. Was ze het? Ze was het, haar kastanjebruine haar verborgen onder haar helm. Ze remde.

‘Riep je mij?’

 

Nu ik naast haar stond, haar zag en haar hoorde, besefte ik dat het niet klopte. Het riempje van haar helm liep strak onder haar kin door, een kin met een vlassig baardje.

‘Sorry, ik dacht...’ God, wat voelde ik me stom.

‘Geeft niks.’ Hij had een lichte stem voor een man. ‘Rij je helemaal alleen? Misschien even samen het parcours verkennen? Kunnen we elkaar een beetje uitdagen, beetje opfokken. Sportief gezien dan.’

Ik weet niet wat het is, maar op dat soort momenten kan ik nooit op het woordje ‘nee’ komen en ben ik motorisch niet meer in staat om te schudden met mijn hoofd. Dus verkende ik samen met de blauwe-zwarte schim die de blauw-zwarte schim niet was het parcours. Om elkaar een beetje op te fokken. Sportief gezien dan.

 

Het tempo lag laag, het gebabbel was niet van de lucht. We reden op een pad dat ik niet herkende, maar hij blijkbaar wel. Mart heette hij. Toeval bestaat. Waar het naaldbos overging in berkenbos versnelde hij opeens.

‘’s Kijken wat je kan!’ riep Mart over zijn schouder.

Het waren mannenbillen die voor me uit gingen. Hij dacht dat ie hard ging, ik was wel harder gewend. We draaiden links, we draaiden rechts, we reden rechtdoor. Toen hield het pad op en stonden we aan de oever van een beekje. Mart stapte af.

 

‘Hier komen geen mensen,’ zei hij. Hij peilde mijn reactie. Zette zijn helm af.

‘Een rustig plekje dus,’ stelde ik vast.

‘Zo kun je het zeggen.’ Mart zette zijn fiets tegen een berk. ‘Misschien heb je zin.’

Zin? Alsof ik met iedere wildvreemde vent een boom opzette in een stil bos. 

Ik zette mijn fiets tegen de zijne. Ik kon niet denken. Bleef alleen handelen dan nog over?

‘Als je maar niet denkt dat ik met iedere...’

‘Nee, welnee, ik denk helemaal niks, Renée.’

Hij dacht dus ook al niets. Hij dééd iets, hij kneedde iets in zijn fietsbroek. En naderde.

 

Mart proefde zout. Er liepen druppels uit zijn blonde haardos. En hij rook vochtig. Ik leunde tegen een boomstam en we schuurden onze kruizen tegen elkaar. Zijn erectie was niet te missen. We tongden gulzig. Als ik zijn koffie proefde, dan moest hij zeker ook mijn pindakaas proeven. Je neemt het allemaal voor lief wanneer de passie losbreekt. Zelfs door de laagjes lycra heen voelde ik hoe zijn stijve mijn schaamlippen ontvouwde. Mijn hand gleed omlaag zijn broek in en vond de knaap die het allemaal met overtuiging zou klaarspelen.

 

Maar nee, zo ging het natuurlijk niet echt. Ik was gewoon in het holletje van mijn dekbed gebleven. Veel beter dan de kou in op een mountainbike. Ik was geil, dus ik masturbeerde. Ik dacht aan Marthe toen ik het deed. Ik dacht aan likken, ik haar, zij mij. En die vingers waarmee ik mijn natte kut bewerkte, waren Marthes vingers. En daarna viel ik bevredigd in slaap. Om Mart te ontmoeten. Die me nam tegen een berkenboom op een plekje in het bos waar niemand kwam. Het kan allemaal in je dromen. Toen ik wakker werd, was ik niet geil meer. Ik voelde me alleen. Het dekbed kan nog zo’n fijn holletje zijn, de werkelijkheid dient zich toch altijd weer aan als een natte dweil in het gezicht.

 

Het was alweer donker. Had het zin om op te staan? Natuurlijk. Mijn psycholoog zei altijd dat je proactief te werk moest gaan. Voordat je een inzinking kreeg, moest je je plannen al paraat hebben. Dan kon je niets gebeuren. Ik stond op en liep door mijn huis. Ik zette de kachel op twintig en dronk met mijn mond aan de keukenkraan. Misschien wel een liter. Ik zocht mijn portemonnee, vond hem op de bank, checkte de inhoud en legde al het geld op de salontafel. 94 euro en 35 cent. Het was alles wat ik had aan cash. Ik pakte mijn telefoon, zocht op internet, vond een telefoonnummer en klikte dat aan.

 

‘Dreams Escort Service, wat kan ik voor u doen?’ Een doorrookte vrouwenstem.

‘Hallo.’ Ik kuchte even. ‘Met Renée spreekt u. Hoe duur is een eh, nou ja, een eh...’

‘Wilt u heer op bezoek?’ 

Wat een vraag. Ik slikte. Een heer? Ik wist het niet. Ik moest ophangen. Ik leek wel gek.

‘Een heer?’ piepte mijn stem. 

‘Ja, een heer die u komt verwennen?’ De vrouw kuchte ook. Misschien rookte ze op dit moment wel een sigaret. Ik zag een volle asbak voor me.

Ik slikte weer. Het bloed steeg naar mijn hoofd. ‘Liever een vrouw,’ bracht ik uit.

‘Een vrouw? Is het voor uw man?’

Voor mijn man? Wat een idiote vraag. Alsof ik zelf niet mans genoeg zou zijn om mijn man, stel dat ik die zou hebben, te kunnen verwennen. Welke vrouw zou zoiets doen?

‘Voor mijzelf,’ bracht ik uit.

 

‘Lastig, lastig, lastig. We hebben eigenlijk niet zoveel dames voor bezoeken aan huis. En die we hebben... Maar wacht eventjes... O, kijk, u heeft geluk. Maartje is vrij.’

‘Ja? Maartje. Is die duur, ik bedoel wat kost dat?’ Ik keek naar het geld op de salontafel.

‘Maartje, Maartje, Maartje,’ bromde de vrouw. ‘Die is..., eens zien, ja, inclusief BTW, 103 euro 85. Ja. Basis dan, hè, mocht je speciale wensen hebben, dan wordt het duurder.’

‘Basis?’

‘Ja, dat is dan een uur, inclusief aanloop en afronding, zeg maar. Is gebaseerd op de gemiddelde snelheid waarmee vrouwen een orgasme krijgen. Dat staat nu op dertien minuten en achttien seconden. Vorig jaar was dat iets langzamer, ook dertien minuten, maar dan bijna dertig seconden.’

Het duizelde me. In dertien minuten een orgasme? Was dan tegenwoordig alles een wedstrijdje?

 

‘En bij mannen,’ ging de rookstem rustig voort, ‘is dat, even uit mijn hoofd, beneden de tien minuten. Maar goed, Maartje dus. Eerlijkheidshalve moet ik erbij vermelden dat Maartje niet helemaal piep meer is. Het is een rijpere dame, zeg maar, het betere hang- en sluitwerk, bedoel ik, als u begrijpt wat ik bedoel.’

Daar zag ik mijn kans, een opening in de onderhandelingen, als Maartje een beetje over de houdbaarheidsdatum was.

‘Zou Maartje het dan willen doen voor 94 euro. Gewoon basis. Gratis koffie en thee. Ik heb chocola, nog een letter van Sinterklaas. Weliswaar een R, maar toch?’

‘Tjee, tja, mmm, oké, ja, ja. Dat moet kunnen. Dan wil ik graag nog uw gegevens...’

 

Die avond kwam Maartje, een wat oudere vrouw, flink aan de maat, rood geverfd haar met uitgroei. Ze droeg een blauw trainingsjasje en een zwarte lange legging, maar was niet bepaald de schim waar ik van droomde. Ze was rumoerig en giechelig als een bakvis. Haar flinke borsten deinden op haar ademhaling. Na een kopje thee gingen we naar de slaapkamer. Ik had schone lakens op het bed gelegd. Het rook er naar Persil. We kleedden ons uit, en gek, Maartje was heel anders naakt dan ik. Maar zo lekker warm en zacht. En met opmerkelijk veel schaamhaar.

‘Ik heb beflapjes bij me, hoor,’ fluisterde ze in mijn oor. Ze dook onder het dekbed en ik spreidde mijn dijen. Haar adem door mijn liezen was aangenaam en opwindend.

 

Want ja, zo gaan dingen in het echt natuurlijk.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rating: 5 sterren
2 stemmen

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.